Reacties op jubileum (vervolg) Premiere het dosk „Zo gezegd zo gedaan". De uitnodiging voor de heropening klonk als een zucht. „Het is zover!" stond er. Dat mag dan zo zijn geweest voor de heer en mevrouw B. P. M. Koopal- Waskowsky, de bezoekers slaakten een zucht van bewondering. Na tien maanden non actief werd het Asta theater aan de Kraayenhoflaan te Nijmegen weer opengesteld door initiatief van de heer J. van de Mars, exploitant van het Centrum theater in de Houtstraat. In Den Helder kwam het nieuwe Rialto gereed. In Ridderkerk her opende de Cinema St.-Joris en in Heemskerk kwam de nieuwe Cinema Marquette gereed. Sommige bijzon derheden leest u elders in „Film". Het schouwburggebouw te Harlingen (vanaf 1912) wil men gaan verbou wen, en in afwachting daarvan heeft het theaterbedrijf Miedema bewezen, dat met goede films zelfs de oude bioscoopzaal van het gebouw nog in trek is. In afwachting dan van een nieuwe afzonderlijke projectiezaal met alle gemakken van onze tijd. Feestelijke premières: „Rondom het Oudekerksplein", „Star", „Romeo en Julia", en uiteraard de Royal per formance in Du Midi van „Oliver" ten bate van de Stichting Bio-Vacan- tieoord waren evenzovele evenemen ten, die grote aandacht kregen, waar mee de respectievelijke organisatoren van Foxfilm, Paramount en Columbia eer hebben ingelegd. Unifrance belegde in Studio K een festival van korte films bedoeld voor de filmhandel en de heer Espinasse van Unifrance zat daar eenzaam. De belangstelling voor korte films was geringer dan hij verwachtte. Charles Huguenot van der Linden heeft voor de Koninklijke Zoutindus- trie te Hengelo een jubileumfilm ge maakt, „Het zout des levens". Aan de camera stonden Pim Heytman en Peter Creutzberg. De Utrechtse Universiteit organiseer de in december een filmweek in het kader van haar Studium Generale met 12 filmpremières. Men ontmoet te te Utrecht verschillende buiten landse filmers. Ter gelegenheid van de 70ste ver jaardag van de cineast Joris Ivens heeft minister dr. M. A. M. Klompé van C.R.M, hem een opdracht gege ven een film over Nederland te ma ken. Joris Ivens bezocht ons land en werd een receptie aangeboden in de Brakke Grond te Amsterdam, geor ganiseerd door leerlingen van de Ne derlandse Filmacademie. ning „De film even vrij als de druk pers". Hij karakteriseert de Bond als „die vreemde verzameling mensen, die bioscoopbond heet en waarin de keiharde zakenlieden en bezeten kun stenaars broederlijk samen optrekken. Dat daarbij maar weinig ruzies voor komen behoort tot de verdiensten van de bioscoopbond, die in de loop van vijftig jaren orde op zaken heeft ge steld in een land, waar wel een Bio scoopwet bestaat, maar die ner gens het begrip film heeft omschre ven of vastgelegd." Nieuwe Rotterdamse Courant 2 De heer A. J. van Dijk noteert in de Nieuwe Rotterdamse Courant: „On danks de toenemende activiteit van fijnproeversgezelschappen, ondanks het redelijke tot mooie succes van nachtvoorstellingen en andere specia le manifestaties, ondanks de groeien de belangstelling voor gerichte pro gramma's en ondanks het succes van bepaalde films en/of filmsterren ondanks al die positieve factoren ziet het er niet naar uit, dat het bioscoop bezoek in dit land vol geestelijke diep gang binnen afzienbare tijd sterk zal toenemen." Hij noemt de weten schap, dat het bezoek een slordige 50 procent lager ligt dan in andere landen „zorgwekkend". Rakend aan de zakelijke kant van het bedrijf zegt hij. „Maar laten wij daarbij niet ver geten dat de Bond een unieke constellatie in de filmwereld naast zuiver zakelijke ook andere belangen dient." Hij wijst dan op het belang ervan, dat bij „enkele aspecten van het bondswerk, die over het algemeen weinig aandacht krijgen" even wordt stilgestaan. Na een overzicht van deze bondsactiviteiten, de doorbraak die jonge Nederlandse cineasten naar het publiek tot stand trachten te brengen en de herstructurering besluit de heer Van Dijk met „Ook op filmgebied le ven wij zelfs in Nederland in een Zeitalter des Umbaus. De film zelf is in beweging, maar evenzeer het filmbedrijf. Er zijn rede nen om te veronderstellen, dat de structurele veranderingen bij de film- produktie en -distributie tot wezen lijke veranderingen in de funktie van het bioscoopbedrijf zullen leiden. De bioscoopexploitanten in Nederland houden deze ontwikkeling in het oog. De N.B.B, tracht in de pas te blijven. En dat alleen is al een felicitatie bij zijn 50ste verjaardag waard." Vrij Nederland Knorriger dan in zijn VPRO-televisie- programma Cinema stelt de heer J. Blokker een requisitoir samen in Vrij Nederland. „Nederland en film dat heeft nooit geboterd," zo zegt hij a priori, maar hij staat gelukkig de Bond toe terecht prat te gaan op zijn unieke status als bedrijfsorganisa tie. Waarvan acte. Hij constateert dat er wat is veran derd „in de mentaliteit van de film liefhebber, die niet meer zo nadruk kelijk als zijn kunstgevoelige collega van destijds de cinema wil isoleren in de zevende hemel van Apollo. In hoe verre de tegenpartij is geëmancipeerd laat zich nog een beetje betwijfelen." Vrij Nederland 2 De heer R. du Mée pakt in Vrij Ne derland onder uit de zak: „Nederlan ders houden niet van film, omdat ze niet weten wat het is. Omdat ze het niet kunnen weten". Hij meent „dat er op korte termijn iets gedaan moet worden aan de filmindustrie in Neder land. Er moet uitvoerig onderzocht worden wat er fundamenteel mis is en hoe dit zo goed mogelijk verhol pen kan worden." Eilaas als niemand weet wat film is, hoe zal men dat aanpakken Vrij Nederland 3 De heer Du Mée heeft dan ook de van nationaliteit Nederlandse heer R. Ferdinandusse op zijn weg gevonden, die van zijn schrik laat blijken. „Tegen de algemene tendens van zijn stuk dient stelling genomen te worden: als de belangstelling voor en de interpre tatie van de film in Nederland te laken zou zijn dan ligt de schuld daarvan bij de film (C.q. filmhandel, -kritiek, -re clame, import) en niet bij het publiek. Elders werpt de heer Ferdinandusse tegen: „Het is best mogelijk dat het grote publiek dom is en dat het zich slecht kan uitdrukken (dit betrof Du Mée's mededeling dat het publiek geen ander commentaar kan beden ken dan: de film is mooi red.), maar niemand heeft het recht het dat te verwijten; zomin als het zoge naamde gosde publiek te laken is om dat het geen zin heeft in de films die Du Mée als film beschouwt, of die films anders beoordeelt. Het publiek is niet alleen de aardigste factor bij de film daarvoor worden ze ook gemaakt het vervult zijn rol ook nog aardig: er zijn films gemaakt voor het grote publiek gevallen als een baksteen en er zijn ook wel doorprik kende films, die een flink succes wer den." 34

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1969 | | pagina 33