Rapport van de adviescommissie
filmkeuring verschenen
Samenvatting
oordeel der
rapporteurs
Tijd verandert veel
Niet handhaven
Tn zijn aanbiedingsbrief heeft de Mi
nister van Binnenlandse Zaken
mr. H. K. J. Beernink bij het toe
sturen van het „Rapport Witte" aan
de voorzitters van de beide Kamers
der Staten Generaal opgemerkt: „Uit
de openbaarmaking van dit rapport
mag in genen dele worden geconclu
deerd, dat het kabinet reeds een
standpunt zou hebben bepaald om
trent de in dit rapport aangesneden
principiële en financiële aspekten."
Van de Minister van Cultuur, Recre
atie en Maatschappelijk werk hebben
we intussen in de Kamer vernomen,
dat het rapport van de Adviescommis
sie Filmkeuring een kwestie is, die
door verschillende departementen op
zijn merites wordt bekeken. En dat is
niet verbazingwekkend voor wie be
seft, dat de discussie over keuren of
niet keuren al bestaat sedert 1909!
Het Rapport Witte geeft een schit
terend overzicht van de problematiek
in heldere taal en voor 4,90 is het
boekje bij de Staatsuitgeverij te Den
Haag te koop.
Het vermeldt ten eerste de samenstel
ling van de commissie en de taakom
schrijving om dan te komen tot een
diepgaand historisch overzicht, waar
uit naar voren springt hoe bioscoop
en film de jaren door hebben moeten
lijden onder een oordeels-discrimina
tie, die inzet werd van een strijd om
gemeentelijke bevoegdheden, welke
tenslotte „de Wet van 1936" tot uit
komst kreeg. We zien, dat in 1940
een serieuze poging wordt gedaan om
de wet te wijzigen, maar de oorlog
onderbrak het pogen.
In 1948 begint het debat opnieuw
via de Commissie Sassen en diverse
ontwerpen van wet zien het licht om
weer tot vergetelheid terug te keren.
De hoofdzaak van het debat ligt nog
rond de zgn. nakeuring ten opzichte
van de keuring in het algemeen.
De tijd lost veel problemen op en zo
constateert de commissie nu lakoniek,
dat het aantal gemeenten, waar een
nakeuringsverordening bestaat in en
kele jaren is teruggelopen van 153
tot 87.
Het rapport geeft vervolgens een
staat van filmkeuringsvormen in het
buitenland, een overzicht van de leef
tijdsgrenzen voor bescherming van
jeugdigen en inzicht in de inmiddels
in Denemarken aangebrachte wijzi
gingen in de keuringswet, waarbij alle
films, die voor toeschouwers van 17
jaar en ouder worden aangeboden
keuringsvrij zijn.
De commissie toetst de geoorloofd
heid van de filmkeuring in het licht
van het Verdrag van Rome tot be
scherming van de Rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden.
In een aantal hoofdstukke»! wordt
vervolgens de filmkeuring voor vol
wassenen en voor jeugdigen en detail
onder de loep genomen.
„Uit het overzicht blijkt, dat buiten
het terrein van de film met betrek
king tot geen enkele communicatie
vorm een van rijkswege ingestelde
censuur bestaat, terwijl ook overigens
van enig rijkstoezicht op de inhoud
van hetgeen geuit of vertoond wordt
niet of nauwelijks sprake is", zo con
cludeert het rapport. Daarop gaat het
na, waaróm de motieven, die aan de
Bioscoopwet ten grondslag liggen,
thans nog de handhaving van een al
gemene filmcensuur rechtvaardigen.
De commissie constateert dan kli
nisch hoe er veranderingen zijn opge
treden in het maatschappelijk oorde
len, zonder zelf daarover een mening
uit te spreken.
Zij legt wel vast, dat de overheids-
censuur tegenwoordig minder popu
lair is dan ooit, daarin betrekkende
dat de overheid op tal van gebieden
van vrijheid beperkende maatregelen
gebruik moet maken om de maat
schappij naar behoren te laten funk-
tioneren.
De gehele ontwikkelingsscala in haar
overwegingen betrekkende komt de
commissie op pagina 48 tot de con
clusie, de filmcensuur, zoals deze in
de vigerende Bioscoopwet is veran
kerd, in de huidige omstandigheden
in Nederland niet langer te handha
ven. Zulks mede acht slaande op de
televisieprogramma's, die geen pre
ventieve censuur kennen.
De commissie is van oordeel, dat wel
de preventieve keuring als maatregel
van jeugdbescherming dient te wor
den gehandhaafd. Zij spreekt haar
waardering uit voor de manier waar
op de taak van de keuringscommissie
is verricht.
Zij wijdt voorts aandacht aan het feit,
dat de centralisering van de keuring
de rechtszekerheid van het bioscoop
bedrijf heeft gediend, wat niet in
houdt dat men daarom de vigerende
keuring zou moeten behouden.
Men verwacht na afschaffing van
filmkeuring voor volwassenen op het
gemeentelijke vlak geen terugkeer van
een situatie als vóór de inwerking
treding van de Bioscoopwet.
Na nog een nauwkeurige beschouwing
te hebben gewijd aan de filmkeuring
voor jeugdigen, de positieve taak van
de overheid met betrekking tot de
film, de positie van de huidige film
keuring en de gemeentelijke bevoegd
heden komt de commissie tot een
concrete samenvatting die wij hieron
der letterlijk weergeven. Bij alle over
wegingen hebben adviezen van de Ne
derlandse Beroepsvereniging van Fil
mers, van de Stichting Filmcentrum
(Werkgroep filmvorming), de Neder
landse Bioscoopbond, de Stichting Ne
derlands Filminstituut, de Christelijke
en Katholieke Filmactie een rol ge
speeld. In het rapport zijn deze advie
zen afgedrukt.
„Met het voorgaande meent de com
missie zich van haar opdracht te heb
ben gekweten. Zij wil haar rapport
besluiten met een puntsgewijze sa
menvatting van de voornaamste con
clusies, waartoe zij is gekomen:
I Historie bioscoopwet
1De Bioscoopwet is voortgekomen
uit een negatieve waardering van film
en bioscoop in het algemeen. Gelet op
24