Drukpersvrijheid Wering Maltezer kruis Nieuwe dimensie Uniformiteit Motief 27 men overal zijn zorg over doen uit strekken en wilde men zijn zorg ook opdringen aan hen die hiervan niet waren gediend. Ten aanzien van film en bioscoop manifesteerde zich zulks veelal lokaal, hetgeen willekeur met zich bracht, totdat de wetgever orde op zaken ging stellen. Dat de wet nochtans naast de centrale filmkeu ring plaats heeft ingeruimd voor lo kale bemoeienis, moet, gezien de be handeling van het ontwerp-Bioscoop- wet, die een groot aantal jaren in beslag nam, worden beschouwd als een politiek compromis met het doel een impasse te doorbreken. In het volgende zal nog nader de aandacht worden gevestigd op de omstandig heid, dat artikel 4 van de wet in strijd met de bedoeling van de heer Tilanus, de indiener van het desbetreffende amendement, de weg heeft geopend voor een détournement spirituei d'un pouvoir politique of, als men het wil omkeren, voor een détournement po litique d'un pouvoir spirituei. Als de film in dezelfde tijd zou zijn uitgevonden als de boekdrukkunst, zou zij zonder twijfel dezelfde beper kingen hebben ondergaan als de druk pers, die destijds het aanschijn van de aarde heeft veranderd. In wezen heb ben al die beperkingen nooit het me dium als zodanig gegolden, doch heb ben zij het karakter gehad van een wering van datgene wat in de kraam van een machthebbende klasse niet van pas kwam. Zij waren dus gericht tegen de geestelijke vrijheid, die toen, nauwelijks in ontwikkeling, gemakke lijk aan banden kon worden gelegd wegens het gebrek aan communicatie middelen. Men zou de vraag kunnen opwerpen, of, als men in 1815 het verlengstuk van de drukpers, dat wil zeggen de visualisering van wat men wenste uit te drukken, zou hebben gekend, men dit dan niet tevens onder de liberali satie zou hebben begrepen. Artikel 7 van de Grondwet heeft immers niet de bedoeling gehad een privilege te scheppen voor de drukpers men had nu eenmaal geen ander medium maar het heeft de bedoeling ge had de overbrenging van gedachten vrij te maken. Dit impliceert, dat, wanneer de circa 150.000 beeldjes waaruit een hoofdfilm bestaat, in boekvorm zouden worden gegoten, artikel 7 van de Grondwet van toe passing zou zijn. Nu doet zich de omstandigheid voor, dat een aantal jaren na de invoering van de drukpersvrijheid apparaten worden uitgevonden, die met gebruik making van de traagheid van het menselijk oog door middel van het Maltezer kruis-mechanisme zodanig kunnen opnemen op een ander soort papier, nl. celluloid, en vervolgens kunnen reproduceren, wat men dan projecteren noemt, dat de beeldjes de suggestie wekken van beweging. De wetgever heeft het destijds niet aan gedurfd te formuleren wat film is, zulks onder aanvoering van de ver ontschuldiging „omnis definitio in iure periculosa est". Deze voorzich tigheid heeft van een vooruitziende blik getuigd, want dank zij de elec- tronica kan het bewegende beeld thans immers rechtstreeks, zonder gebruik making van het celluloid, worden ge ëffectueerd, hetgeen betekent, dat een systeem van preventieve controle in dat geval niet of nauwelijks mogelijk Aldus is aan de mogelijkheid tot het overbrengen van gedachten een nieu we dimensie toegevoegd, die eigenlijk niets anders betekent dan een techni sche uitwerking van wat reeds door de drukkunst was voorbereid. Men zou kunnen stellen, dat de hele wet geving op het stuk van de film is ont staan als gevolg van een gebrek aan inzicht in het nieuwe medium en uit een herleving van dezelfde behoefte die enige eeuwen tevoren de beper king ten aanzien van de drukpers deed ingeven. Dat het medium als zodanig de communicatiemogelijkheid een an der aspect gaf, doet daaraan wezen lijk niet af. De vraag is daarom gewettigd of men na bijna driekwart eeuw film de es sentie van dit medium voor de beoor deling van het huidige stelsel van de wet niet terdege in aanmerking moet nemen en daaruit de consequenties moet trekken. Wat de praktische kan ten van de Bioscoopwet aangaat dient o.m. aandacht te worden besteed aan het vergunningstelsel ex artikel 1 van de wet. De bioscoopvergunning dat dient in het bijzonder te worden opgemerkt is niet nodig in alle ge vallen waarin degene die films ver toont, deze filmvertoning niet onder neemt. Hiertoe behoort de vertoning van films in verenigingsverband, in scholen, internaten, het leger, film liga's en wat dies meer zij. Deze ver gunning is evenmin vereist bij verto ning van een film ex lid 2 van arti kel 1. Derhalve is het effect van de bioscoopvergunning uitsluitend be perkt tot ongeveer 300 bioscoopon dernemers. In de praktijk heeft het bioscoopbe drijf van dit vergunningstelsel niet veel hinder ondervonden, ook al moet het gewenst worden geoordeeld, dat er ten aanzien van de veiligheids voorschriften op landelijk niveau uni formiteit wordt geschapen. Thans kunnen deze voorschriften van ge meente tot gemeente verschillen. Of artikel 3 onder 1 van de wet, krachtens hetwelk weigering van de vergunning mogelijk is bij vrees voor niet-nakoming van de wettelijke voor schriften, onder de gegeven omstan digheden nog wel juist is, moet ern stig worden betwijfeld. Daarbij kan men in het midden laten, of een der gelijk systeem wel past in het kader van de huidige nationale en suprana tionale vestigingswetgeving. Het vergunningstelsel hangt ten nauw ste samen met het toezicht op de na leving van het bepaalde in de artike len 4 en 16. Het administratief recht is met bepaalde waarborgen ten be hoeve van de bioscoopexploitant om kleed. Overigens heeft de toepassing ervan nauwelijks betekenis gehad. De gevoerde procedures hadden gewoon lijk een principieel karakter en zijn voornamelijk door de bedrijfsorgani saties geëntameerd. Hoewel een en ander erop duidt, dat er geen behoef te bestaat aan een vergunningstelsel, moet, indien men dit al zou willen handhaven, ernstig bezwaar worden gemaakt tegen dit stelsel bij verzwa ring van de daaraan verbonden admi nistratiefrechtelijke sancties, temeer indien daarnaast nieuwe strafsancties in het leven zouden worden geroepen. Dit laatste is niet denkbeeldig, gelet op de tendens in het thans geschorste wetsontwerp. Als motief hiervoor werd aangevoerd, dat de steeds meer intensieve vertoning van smalfilms,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1969 | | pagina 27