Amerika
en de
filmcritici
Gewetensonderzoek
Marktonderzoek
Invloedssfeer
Symbolen
Klacht
Vervolg van pagina 31
Niets echter is minder waar. De 36
punten breken een lans voor alge
mene beschouwing op een breed en
zeer maatschappelijk stramien.
Onder no. 4 staat „De neger als
hoofdrolspeler", onder no. 5 „De ne
ger als onderwerp (Confessions of
Nat Turner, John Browns Body,
Great White Hope, Joanna en 100
rifles)". No. 30 „Hoe dient een film
maker te staan tegenover verantwoor
delijkheden wat betreft smaakvor-
ming, zelfbeperking, etc. Bestaat er een
zodanige plicht zijnerzijds (of niet).
En als er een is hoe dient deze tot
uiting te komen. Wat is de grond er
van?"
Hier nog enkele: no. 17 ,,De smaak
van de filmkijker hier en elders. Zijn
er overeenstemmingen. Waar liggen
de verschillen. Wat is de ontwikke
ling?", no. 22 „De betrekkingen tus
sen het establishment en de jeugd in
de filmwereld waar is daartussen
de „band". Is deze levensvatbaar? Is
deze eerlijk? Betekent die betrekking
„hoe dan ook iets?"
De 36 punten van Valenti men
mag aannemen dat hij ze niet op een
achtermiddag in eenzaamheid heeft
opgesteld zijn een duidelijke neer
slag van een gewetensonderzoek van
de Amerikaanse filmindustrie in sa
menhang met de sociale bewegingen,
die zich over de gehele wereld vol
trekken in en om het film- en bio
scoopbedrijf.
De camera-instelling op het leven is
sinds Lumière veranderd. Men ziet
het beeld niet alleen breder in de
bioscoop, maar ook in dat gehele won
derlijke bedrijf waar, zoals dr. Engel-
brecht als voorzitter van het Haupt-
verband Deutscher Filmtheater het
uitdrukte, een ding wordt gemaakt,
dat het produkt is van geest en geld.
Het publiek is geëmancipeerd en het
visuele medium film heeft daar niet
gering toe bijgedragen. Daarmee is
de houding jegens film gewijzigd. Dat
brengt problemen mee van allerlei
aard.
Waarom zijn de zakelijke resultaten
van eenzelfde film zo geweldig ver
schillend? Waarom wordt een film
hier een topper en daar een flop. In
eigen land soms een flop en elders
een topper? (no. 11). Moet er gesleu
teld worden aan de logistiek? Moet
de techniek van de distributie worden
veranderd? Hoe gaat zich de techniek
ontwikkelen?
Voor de gevestigde afzetgebieden,
maar in het bijzonder voor de ont
wikkelingslanden wordt de schijnwer
per extra gericht op de herziene mo
gelijkheden van de 16 mm bioscoop.
Daar is ook het vraagstuk van het
marktonderzoek wat de Ameri
kanen betreft met Europa in het
brandpunt. Hoe ontwikkelt zich die
markt?
De 36 punten richten zich echter ook
ideëel naar binnen. Wat is de ont
wikkeling en t.z.t. de invloed van de
nieuwe generatie ondernemingsleiders,
zowel in en op de ondernemingen
zelf, als in en op het grote verband
van de MPAA? (no. 21). Wat doen
de ondernemingen aan de ontwikke
ling van jong talent. Hoe zoeken zij
het, hoe vinden zij het, wat is het re
sultaat? (no. 13).
Hoe liggen de verhoudingen van het
establishment in het American film
institute, waar nu voor het eerst de
grote maatschappijen geld fourneren
voor de ontwikkeling van nieuwe ta
lenten zonder bijkomende restricties
en controle over de bestedingen. Hoe
ligt de filmvorming erbij? Wat bete
kent film op de universiteiten?
De werksfeer wordt in de reeks be
trokken door de situatie van de werk
nemer in de filmindustrie aan de
orde te stellen.
De invloedssfeer van de film staat
centraal als in no. 33 gevraagd wordt
naar de redenen, waarom bepaalde
onderwerpen uit het menselijk ge
dragspatroon niet vaker aan bod ko
men nl. de politieke film, en de
historische film. (Genoemd worden
het „Best man"-genre en „Wilson").
Een vraag als „Wie zijn de erkende
voorlopers in de filmwereld vandaag,
zowel creatief als zakelijk. Wat pro
beren zij te verwezenlijken en welk
stempel drukken zij op film en be
drijf" is hier nauw aan verwant.
Valenti's 36 punten grijpen bepaald
verder dan slechts naar enkele regels
meer in een van 's werelds toonaan-
gevendste bladen. Met elkaar leveren
zij vragenderwijze een schets van de
problematiek van het film- en bio
scoopbedrijf in onze gehele verander
de en veranderende wereld.
lT\e vanouds nimmer „koekoek een-
zang"-verhouding tussen de Ame
rikaanse filmvertoners en filmbeschrij-
vers wordt er niet beter op, sinds
beider belangen zodanig uit elkaar
schijnen te groeien, dat er sprake lijkt
van een „elkaar niet meer begrijpen",
hetgeen tussen partners, die eikaars
positie in de samenleving bepalen een
situatie heeft veroorzaakt welke men
eufemistisch een „breuk" mag noe
men.
De bezwaren die in de USA tegen de
filmkritiek worden geuit richten zich
vooral tegen de exegetiserende ma
nier waarop het beeldverhaal wordt
aangepakt, om er allerlei symbolische
betekenissen en verborgen duidingen
in te vinden, welke worden toege
schreven aan de interpretatie van de
regisseurs.
De regisseurs daarentegen hebben al
meermalen blijk gegeven van hun
verbazing over de vindingrijkheid,
waarmee de schrijvers hun diepste
roerselen hebben blootgelegd. Ver
wondering vooral over ideeën welke
hun worden toegeschreven, maar die
vóór zij de kritieken lazen nimmer in
hun brein waren opgekomen.
De showbiss, alert voor hoe show,
toneel of film „valt" bij de kritiek,
heeft zich deze gang van zaken aan
getrokken. Vooral de verhouding tus
sen de theorie van de kritiek en de
reële intenties van de filmmakers
bracht de laatsten ertoe te veronder
stellen, dat in de „moderne kritiek"
een vorm van particulier snobisme
zijn intrede zou hebben gedaan, die
met vormen van een algemeen oor
deel weinig meer te maken zou heb
ben.
In het algemeen gesproken richt zich
die klacht tegen het feit, dat de
kritiek lijkt te schrijven voor een be
perkte kring. „De high-brow kriticus
wordt geobsedeerd door zijn eigen
theorieën en lijkt meer geneigd deze
te cultiveren dan aandacht te schen
ken aan wat metterdaad in de film-
32