41 Croonenbergs Exploitatiemaatschappij van Bioscopen N.V., geves tigd te Helmond en kantoorhoudende aldaar aan de Markt 18, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nedar- landse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Keglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 23 december 1968 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op maandag 21 april 1969 in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer A. Dommisse, gemachtigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen haar in gestelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins heeft verweerd; dat de heer Dommisse namens eiseres in hoofdzaak heeft ver klaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaning in gebreke is gebleven met betaling van de openstaande rekeningen; OVERWEGENDE dat eiseres donateur en gedaagde lid van de Nederlandse Bioscoop bond zijn en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement alle geschillen tussen leden en donateurs van de Bond met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is ge regeld in het arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met veroordeling van gedaagde in de arbitragekosten, welke zijn bepaald op 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID; VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen ƒ195.70 (eenhonderd vijfennegentig en 70/100 gulden); VEROORDEELT gedaagde voorts in de arbitragekosten, zijnde J' 50,—. Aldus gewezen te Amsterdam op 21 april 1969. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer). Geschil no. 3652 De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landse Bioscoopbond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: A. J. Dresscher, eigenaar filmverhuurkantoor Express Film, ge vestigd te Amstelveen en kantoorhoudende aldaar aan de Heem raadschapslaan 1113, eiser contra Sj. van der Wal, voormalig exploitant van Filmtheater De Witte te Heerenveen en kantoorhoudende aldaar aan de Vleesmarkt 5, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request dd. 31 maart 1969 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op maandag 21 april 1969 in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn de heer J. A. Dresscher, gemachtigde van eiser, en de heer M. van Veenhuizen, bedrijfsleider van eiser; dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen hem in gestelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins heeft verweerd; dat de heer J. A. Dresscher namens eiser in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaningen met de betaling van de achterstallige filmhuur in gebreke is gebleven; hij verzoekt tevens het vonnis van de Commissie van Geschillen ter Griffie van de Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam te deponeren; OVERWEGENDE: dat beide partijen ten tijde van het ontstaan van het geschil lid waren van de Nederlandse Bioscoopbond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bonds reglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting" van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn be paald op 50,en betaling van de deponeringskosten van het vonnis ten bedrage van 60,in totaal bedragende 110, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID VEROORDEELT gedaagde om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen ƒ402,63 (vierhonderdtwee en 63/100 gulden) VEROORDEELT gedaagde in de arbitragekosten en de depone ringskosten van het vonnis, zijnde 110.(eenhonderd en tien gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 21 april 1969. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer). Geschil no. 3654 De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landse Bioscoopbond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: Filmverhuurkantoor Centrafilm N.V., gevestigd te 's-Gravenhage en kantoorhoudende aldaar aan de Badhuisweg 91, contra Sj. van der Wal, voormalig exploitant van Filmtheater De Witte, gevestigd te Heerenveen en kantoorhoudende aldaar aan de Vleesmarkt 5, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 15 april 1969 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op maandag 21 april 1969 in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer D. J. van Leen, directeur van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen hem inge stelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins heeft verweerd; dat de heer Van Leen namens eiseres in hoofdzaak heeft ver klaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaningen met de be taling van de achterstallige filmhuur in gebreke is gebleven; hij verzoekt tevens het vonnis van de Commissie van Geschillen ter Griffie van de Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam te deponeren; OVERWEGENDE: dat beide partijen ten tijde van het ontstaan van het geschil lid waren van de Nederlandse Bioscoopbond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bonds reglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle geschillen tus sen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burger lijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters met onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn bepaald op 50_ en betaling van de deponeringskosten van het vonnis ten bedrage van 60,—, in totaal bedragende 110,—. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen ƒ555,18, vijfhonderd vijfenvijftig en 18/100 gulden; VEROORDEELT gedaagde in de arbitragekosten en de depone ringskosten van het vonnis, zijnde 110,— (eenhonderd en tien gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 21 april 1969. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer).

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1969 | | pagina 41