41 ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 29 oktober 1969 op het Bureau van de Nederlandse Bioscoopbond te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn de heer N. van der Drift, gemachtigde van eiseres, en de heer R. A. van Dok, directeur van gedaagde; dat de Voorzitter der Commissie partijen erop heeft attent ge maakt, dat de Commissie niet kan voldoen aan het verzoek van eiseres vervat in haar brief van 28 oktober om aan de ingestelde vordering toe te voegen een bedrag van 160,55, dat gedaagde wegens het niet betalen van geleverde films aan eiseres ver schuldigd is; dat de heer Van Dok de gegrondheid erkent van de ingestelde vorderingen van 223,42 en 15,als vermeld in de requesten van 27 juni en 6 augustus; dat hij overigens eiseres er verwijt van maakt, dat zij haar toezegging dat zij de in de Cineac- theaters in Amsterdam vertoonde films te zijner tijd ook aan gedaagde zou leveren, niet volledig is nagekomen; dat de heer Van der Drift namens eiseres in hoofdzaak ver klaard heeft, dat zulks los staat van de door eiseres ingestelde vordering; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandse Bioscoopbond en dat ingevolge artikel 27 der Statuten en artikel 1 van het Arbi trage Bondsreglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle ge schillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; dat gedaagde de gegrondheid der ingestelde vordering heeft er kend; dat derhalve eiseresses vordering moet worden toegewezen en gedaagde bovendien moet worden veroordeeld in de arbitrage- kosten, welke zijn bepaald op 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen 238,42 (tweehonderdachtendertig en 42/100 gulden), alsmede in de arbitragekosten, bedragende ƒ50, Aldus gewezen te Amsterdam op 29 oktober 1969. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer van de Nederlandse Bioscoopbond). Geschil no. 3662 De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond he:ft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: Smit's Reclame-advies en Servicebureau N.V., gevestigd te Am sterdam en kantoorhoudende aldaar aan het Leidseplein 13, eiseres contra N.V. Filmmaatschappij Pacific, gevestigd te Amsterdam, exploi terende aldaar de Cinema Hollandia en kantoorhoudende aldaar aan de Haarlemmerdijk 161, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting van geschillen tussen leden en donateurs van de Bond; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request gedateerd 21 augustus 1969 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 29 oktober 1969 op het Bureau van de Nederlandse Bioscoopbond te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn Drs. E. C. J. Eggermont, gemachtigde van eiseres, en R. A. van Dok, directeur van gedaagde; dat de heer Van Dok namens gedaagde in hoofdzaak verklaard heeft, dat hij de gegrondheid van de vordering van eiseres er kent, weshalve hij aan de tegenpartij een betalingsopdracht voor dit bedrag heeft ter hand gesteld; dat hij er eiseres een verwijt van maakt, dat zij niet gebruik heeft gemaakt van haar invloed om bij de dagbladen Het Parool en De Telegraaf te bewerkstelli gen, dat de naam en het programma van het theater van ge daagde in de redactionele kolommen onder de bioscooproosters zijn vermeld; dat Drs. Eggermont namens eiseres verklaard heeft, dat, aan gezien de redactie- en advertentie-afdeling van de dagbladen scherp gescheiden zijn, men niet kan verwachten, dat een reclame bureau als eiseres in staat is om invloed uit te oefenen op de inhoud van de redactionele kolommen; OVERWEGENDE: üat beide partijen lid zijn van de Nederlandse Bioscoopbond en dat ingevolge artikel 27 der Statuten en artikel 1 van het Arbi trage Bondsreglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle ge schillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; dat gedaagde de gegrondheid van de ingestelde vordering heeft erkent onder gelijktijdige betaling ervan; dat derhalve slechts overblijft gedaagde te veroordelen in de geschilkosten, welke zijn bepaald op 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: Stelt vast dat gedaagde inmiddels eiseresses vordering heeft vol daan; Veroordeelt gedaagde in de arbitragekosten, bedragende 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 29 oktober 1969. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer van de Nederlandse Bioscoopbond). Geschil no. 3665 De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake N.V. Standaardfilms, gevestigd te Amsterdam en kantoorhouden de aan de Keizersgracht 318, eiseres contra Croonenbergs Exploitatiemaatschappij van Bioscopen N.V., geves tigd te Helmond en kantoorhoudende aldaar aan de Markt 18, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling: IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 15 september 1969 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af schrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn. ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 29 oktober 1969 op het Bureau van de Nederlandse Bioscoopbond te Amsterdam; dat aldaar verschenen is Mevrouw D. J. J. Kemps-van den Bergh, directrice van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen haar inge stelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins heeft verweerd; dat Mevrouw Kemps namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaning in gebreke is ge bleven aan gedaagde een bedrag van ƒ738,39 te betalen, zoals in de specificatie vermeld, opgenomen in de brief welke eiseres op 1 september aan gedaagde heeft gezonden; bovendien is ge daagde in gebreke gebleven met het inzenden van de recette- staten van de films, welke zij vertoond heeft in de weken aan vangende 15 januari en 10 juli 1969, zijnde respectievelijk „Vier rakkers in een jeep" en „De man met het zwarte masker"; dat eiseres derhalve behalve betaling van het bedrag van 738,39 tevens vordert onmiddellijke betaling van de achterstallige recette- staten en betaling van het ingevolge deze recettestaten verschul digde filmhuurbedrag; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandse Bioscoopbond en dat ingevolge artikel 27 der Statuten en artikel 1 van het Arbi trage Bondsreglement van de Nederlandse bioscoopbond alle ge schillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; ilat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht eri dat de ingestelde vordering aan arbiters niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn bepaald op 50,—; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen 738,39 (zevenhonderdachtenveertig en 39/100 gulden); Veroordeelt gedaagde voorts om binnen veertien dagen na het in kracht van gewijsde treden van deze beslissing aan eiseres toe te zenden de recettestaten betreffende de films vertoond in de weken van 16 januari en 10 juli 1969, zijnde „Vier rakkers in een jeep" en „De man met het zwarte masker"; Veroordeelt gedaagde verder om binnen veertien dagen na het in werking treden van dit vonnis aan eiseres te betalen het inge volge vorenbedoelde recettestaten verschuldigde filmhuurbedrag; Veroordeelt gedaagde tenslotte tot betaling van de arbitrage kosten, bedragende 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 29 oktober 1969. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer van de Nederlandse Bioscoopbond).

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1969 | | pagina 41