Uitvoerbare ideeën gevraagd
INSTALLATIE
VAN DE STUDIE
COMMISSIE
NEDEDLANDSE
FILM
Onder voorzitterschap van mr. J. A.
van Lanschot Hubrecht, algemeen
secretaris van de Nederlandsche
Maatschappij voor Nijverheid en
Handel hebben in de „Studiecom
missie Nederlandse film" zitting:
mr. H. B. F. J. A. Peters, voorzitter
van de Bedrijfsafdeling Filmproduktie
van de N.B.B., en de heren C. J.
Blad (Cineac-concern), G. J. H. Du-
jardin (filmverhuurkantoor Gofilex),
M. Gerschtanowitz (Tuschinski con
cern), mr. P. A. Meerburg (een be
langrijke groep bioscopen), J. P. M.
A. Smulders (City concern). Secreta
ris is de heer J. Th. van Taalingen.
Sedert 15 december van het vorige jaar
arbeidt de „Studiecommissie Nederlandse
Film". Hoewel de eerste werkvergadering
op 9 januari jl. werd gehouden, was ook de
installatie arbeid in de zin, dat de instal-
latierede van de voorzitter van de Neder
landse Bioscoopbond, de heer J. G. J. Bos
man, een terreinverkenning betekende.
Wij geven u hier verslag van zowel de rede
van de heer Bosman als van de voorzitter
van de commissie mr. J. A. van Lanschot
Hubrecht.
„Ik zeg u in de eerste plaats hartelijk dank",
aldus de heer Bosman na een kort woord
van welkom, „voor het feit, dat u aanstonds
gevolg hebt willen geven aan het verzoek
van het hoofdbestuur zitting te nemen in
een door dit bestuur noodzakelijk geoordeel-
Ifi
de commissie tot bestudering van het vraag
stuk van de Nederlandse filmproduktie als
zodanig en de vraagstukken die ten nauwste
samenhangen met de relatie tussen die pro-
duktie en de ondernemingen welke van onze
organisatie deel uitmaken, te weten film-
produktiezaken, -laboratoria, -studio's, -ver
huurkantoren en bioscopen. Uw commissie
zou ik kortweg willen noemen „Studie
commissie Nederlandse Film".
STILZWIJGEN
Tussen de vele stemmen die in de jongste
tijd zijn opgegaan over de gang van zaken
op het gebied van de Nederlandse film, is
de stem van het film- en bioscoopbedrijf
weinig of niet vernomen. Hoe komt dit?
Men mag immers aannemen, dat dit bedrijf
bij een gezonde ontwikkeling van de Neder
landse film en met name bij haar openbare
vertoning in de bioscopen het grootste be
lang heeft.
Ook voor ons ware het gemakkelijk ge
weest onze stem in het koor te verheffen.
Het is gemakkelijk om te zeggen: er moet
meer geld van overheidswege komen. Het is
gemakkelijk om dank zij een ononderbroken
stroom van subsidies werkstukken te maken,
die mogelijk voor een bepaalde groep in
gewijden interessant zijn, doch welker ver
vaardiging niet is gericht op het bereiken
van de 30 miljoen bezoekers van de in
stituten die daartoe technisch het best ge
outilleerd zijn, de bioscopen. Het is even
eens gemakkelijk te theoretiseren over aller
lei oplossingen, zonder dat men verantwoor
delijk is voor de praktische uitvoering van
die oplossingen.
Met die praktische uitvoering nu dachten
wij het een en ander van doen te hebben.
Vandaar, dat een benadering van het vraag
stuk onzerzijds niet de vluchtigheid kan
hebben van kritische opmerkingen of van
verlangens geuit door stuurlui aan de wal,
waarbij ik sterk moet denken aan een prent
van Daumier, die tot onderwerp heeft: u'ne
discussion littéraire a la deuxième galerie.
WAT IS GEDAAN?
Hier rijst de vraag: heeft het bedrijf, de
bedrijfsorganisatie, in het verleden eigenlijk
wel iets voor de Nederlandse film gedaan?
Dan wil ik toch op een aantal dingen
wijzen.
Het is het bedrijf geweest, dat reeds in de
dertiger jaren een reglementering heeft vast
gesteld in de vorm van een speciale be
scherming voor het Nederlandse filmjour-
naal, dat daarvoor, in tegenstelling met wat
in het buitenland gebruikelijk was, als een
zelfstandig geheel in de bioscopen kon wor
den vertoond. Voor dit journaal werd een
zodanige prijs betaald, dat het niet alleen
kon worden geamortiseerd, maar bovendien
de grondslag is gelegd voor een bloeiend
produktiebedrijf, een bedrijf dat binnenkort
vijftig jaar bestaat, dat kan worden be
schouwd als een moederbedrijf in de Neder
landse filmwereld en waaruit velen uit de
creatieve en technische sfeer van de film
zijn voortgekomen.
Verder heeft de Bond na de oorlog een
aantal bepalingen in zijn reglementen op
genomen, waardoor de filmhuurcondities bij
uitzondering voor Nederlandse hoofdfilms
geheel vrij zijn en het feitelijke filmhuur-
gemiddelde voor die films circa 25 hoger
ligt dan voor dat van de buitenlandse film.
Evenmin mag worden vergeten, dat direct
na de oorlog het eerste geld voor de ver
vaardiging van korte Nederlandse films is
verschaft door het Nederlandse filmbedrijfs-
leven. Op 29 april 1947 stelde de Bond de
culturele adviescommissie in, die in het
kader van een wijdere taak speciaal de op
dracht had de vervaardiging en vertoning
in bioscopen van goede shorts te bevorderen.
Een kleine documentatie op dit terrein zal
aantonen, dat de naam van vele filmers,
wier werk in die dagen voor het eerst op het
witte doek van de nog zeer gevulde biosco
pen verscheen, toen is gemaakt. Door deze
bedrijfsregeling, die in sommige kringen
graag wordt verzwegen en vergeten, zijn
tientallen Nederlandse korte films in de bio
scopen gelanceerd en het is de enorme ver
hoging van de vermakelijkheidsbelasting ge
weest die aan dit initiatief, dat tot zoveel
goeds had kunnen leiden, een abrupt einde
heeft gemaakt.
In 1947 heeft onze organisatie het besluit
genomen tot oprichting van de Stichting
Nederlandse Filmstudio en een krediet van
700.000,beschikbaar gesteld, een krediet
dat inmiddels is opgelopen tot bijna 2Vz mil
joen gulden. Met dit besluit werd beoogd de
Cinetone studio tot een goed geoutilleerde
werkplaats voor de Nederlandse filmproduk
tie te maken.
Voorts heeft de Bond samen met de leiding
van de Stichting Nederlands Filminstituut
de grondslag gelegd voor de Nederlandse
Filmacademie en op een ogenblik, dat nie
mand er geld voor over had, een aanloop
kapitaal verstrekt, opdat de academie kon
gaan starten.
Tenslotte is het een initiatief geweest van
onze organisatie om te komen tot een film-
produktiefonds, dat ten doel heeft het be
vorderen van de Nederlandse filmproduktie
in het algemeen en de produktie van Neder
landse speelfilms in het bijzonder, in hoofd
zaak door het scheppen van financieel gun
stige voorwaarden voor de continuïteit van
die produktie en wat verder voor dit doel
bevorderlijk is. Met de oprichting in 1956