MANIFEST EN SCENARIO
„Film mag geen commercieel winstobject
zijn." In Het Parool van zaterdag 29 no
vember 1969 schrijven Philo Bregstein, Niko
Paape en Mattijn Seip deze stelling, welke
aankomt als een uitspraak van een tiran.
Hij maakt deel uit van het slot van een ar
tikel, dat klinkt als een recept:
„De voornaamste functie van ds film moet
zijn publieke dienstverlening. Film mag geen
commercieel winstobject zijn. De overheid
die géén beoordelingsnorm mag aanleggen
moet de voornaamste bron van materiële en
financiële middelen zijn. En in ieder geval
dienen alle nu bestaande systemen te wor
den opgeheven."
Bregstein, Paape en Seip hebben de situatie
rond film in Nederland aangeklaagd. Er
deugt niets van en het allerergste is wat zij
noemen „de inkapseling in de establishment".
Zij achten die met name te bestaan „voor
de z.g. culturele CRM-films. Wij moeten
ons inpassen in wat zij van boven af voor
ons bedenken".
Het driemanschap verwijt de uitvoerende li
chamen bij een aanvraag om subsidie te
moeten mededelen wat men met dat geld
denkt te doen. Een verwijt gebaseerd op de
redenering, dat een kunstschilder niet wordt
gevraagd wat hij meent te zullen schilderen.
Zij achten filmen duurder dan nodig is,
hetgeen een gevolg zou zijn van „het wer
ken binnen de sfeer van de commerciële
film". „Bijna dertig procent van je subsidie
verdwijnt in de zakken van verhuurders van
filmmateriaal", zo zeggen zij.
Kort samengevat komen de bezwaren van
de drie hierop neer:
a. Er is te weinig overheidsgeld voor fil
mers beschikbaar en dat kleine beetje
wordt verkeerd besteed.
b. Er dienen uit de publieke kas ingerichte
centra te worden gesticht, waar men
over materiaal kan beschikken (gratis?).
c. Produktie, verspreiding en vertoning van
films moet voor ieder toegankelijk zijn.
d. Enige controle op de produktie is onaan
vaardbaar.
Vrij vertaald: Zij willen met fiscaal ver
worven middelen een brug slaan tussen de
Nederlandse filmers en de wereldsituatie
teneinde paradijselijk op ons eiland te kun
nen werken, beschermd en zonder zich met
die wereld in materiële zin te moeten bezig
houden.
Willen zij echt een cinematografisch kloos
ter? Een retraite, waar de monniken arbei
den in ongebreidelde creativiteit met tussen
hen en de profane wereld de overheid als
bedelorganisatie?
Als dit de figuur is van de workshop waar
de materiële barrières en de professionele
mythe moet worden doorbroken en het be
weerde onderscheid tussen experimentele en
officiële film kan verdwijnen, toont die zich
weinig anders dan exclusief. Met het uiter
lijk van een bastion niettemin een ivoren
toren. In de ogen van de belastingbetalers
bevolkt met een soort moderne hip-kleurige
kruisridders
Filmen is de winkelprijzen in aanmerking
genomen een voor ieder, maar voor de
een meer dan voor de ander, toegankelijke
hobby. De formele liefhebber streeft niet
alleen naar resultaat, maar wellicht nog
meer naar reparatie van die aspecten van
zijn persoonlijkheidsstructuur, welke in zijn
overig werkzaam leven niet aan bod komen.
Het kan ook als beroep het middel bij
uitstek zijn tot vervulling van het verlangen
van zichzelf, zijn maatschappelijke instel
ling, zijn spirituele geest of schoonheidsdnft
het beste over te dragen aan anderen. De
sleutelpositie daartoe is op het niveau waar
men het laatste woord spreekt over de
vorm. Het sleutelwoord is geld.
Men kan zo men het al bezit zijn
vermogen steken in een poging dat niveau te
bereiken, maar mislukt zij dan wordt het
zakelijk echec doorgaans een ontgoocheling
en de motor van rancune.
Mag men anderen gebrek aan waardering
verwijten als ongevraagde diensten niet wor
den aanvaard en ongevraagd nemen van
risico's niet door anderen wordt gedekt met
belangstelling?
En filmen vraagt meer risico's als men los
van de samenleving met zichzelf zee kiest.
Veel meer dan pen en papier de schrijver
kost, veel meer dan doek, verf en penseel,
het dure instrument van de musicus of
zelfs de steenklomp voor de beeldhouwer.
En e:nmaal begonnen is er geen terug voor
de filmer met zijn crew.
Hij moet door de verafschuwde bossen en
struiken van het management heen, gelijk de
leiders van een toneelgezelschap of een
orkest, met het verschil dat zijn inzet minder
flexibel is dan van de laatste. Zijn kosten
zijn een veelvoud en zijn resultaat is ge
fixeerd: één film.
Er is geen gespreid risico over een trits van
concerten of een speelplan met vele stuk
ken.
Een film wordt niet met kleine middelen
over een dood punt geholpen als bij voor
beeld een beeldend kunstenaar. Bij hem in
vesteert men hulp in een leven, bij film in
een object, dat geen eeuwenlange tradities
van maecenaat kent, omdat het jong is als
medium en commercieel bewezen heeft op
eigen benen te kunnen staan. Een financier
zal alleen al door de traditie film anders
bekijken dan schilderen, toneelspelen, musi
ceren, bouwen.
Gelukkig feit is dat de samenleving meer
den voorheen het recht erkent van creatieve
artisticiteit een beroep te maken. Het am
bacht van de kunst kan door ieder geleerd
worden, net als ieder ander beroep. Er is
een filmacademie, waaraan veel ten koste
wordt gelegd, net als er kunstacademies en
universiteiten zijn.
Geen diploma of bul garandeert echter
werk. Zelfs in de meest geavanceerde samen
levingen wordt niet zonder concessie te vra
gen werk aangeboden. Al is het maar helpen
bij de oogst
Bij ons moet ook een arts, esn tandarts,
een jurist, een kruidenier en ook een filmer
wachten- op zijn eerste klant. Onze maat-
schappijvorm erkent, dat het tobben kan zijn
voor een kunstenaar om zijn kans te krijgen
of dat bepaalde vormen van kunstbeoefening
door zware tijden heengeholpen moeten
worden.
Daarom krijgen kunstenaars, al klinkt dat
naar, „een kans" en wordt ook voor het
filmen met forse middelen een geprolon
geerde kans in stand gehouden, met een
studio. Met een financiële regeling die in
ternationaal gunstig afsteekt!
Maar film blijft daarmee onvergelijkbaar
met andere vormen van artisanaat om zijn
prijs, zijn toepassing en de onvoorspelbaar
heid van de uitkomst in belangstelling en
(alweer) geld.
In b.v. de toepassing van het medium ligt
de oorzaak van het verwijt van de dertig
procent.
Maar kan men vragen van een overheid
omwille van het kunnen geven van sub
sidies, andere bedrijfstakken schade toe te.
brengen. Is een overheid of wie dan ook ge
houden omwille van het belang van enkelen
gehele bedrijfstakken (en het gaat hier om
de handel in materialen) uit het evenwicht
te stoten? Men dient toch een zindelijker
grond voor zijn verlangens te bedenken, al
is het argument natuurlijk wel in de stijl
van het alles omvergooien, waarmee de
schrijvers hun stuk besluiten.
Mag men zich afvragen of het zinnig is
kreten te lanceren in de richting van zuiver
dienstverlenende materialencentra, als dit
binnen de context van de schriftuur bijna
lijkt te wijzen op centra met hulpmiddelen
zoals voor leden van een kruisvereniging be
schikbaar worden gesteld?
Zo men deze uitleg wil aantasten vanwege
zijn onredelijkheid mag worden gesteld dat
een zin als „De film moet uit de gala-
premièresfeer" dan net zo nonsensikaal is als
te schrijven „Bregstein, Paape en Seip willen
oprichting van de Maltezer kruisvereniging".
Over vertoning en verspreiding en de vrij
heid ervan behoeft men nauwelijks woorden
vuil te maken. Die zijn vrij, altijd geweest.
Wie in ons land iets te vertellen of te ver
tonen heeft vindt daartoe altijd de gelegen
heid.
Hij kan zijn produkt aanbieden als een
zakelijke inbreng in die sector die er zakelijk
over oordeelt. En als het daar niet gelukt
zijn er andere mogelijkheden.
Voor zelfbeklag bij de aanbieders is geen
reden want film moet immers „non-com-
mercieel" zijn
Of zoekt men het in een staatstheater met
overheidsexploitatie? Vrije toegang zelfs?
Over de inkomsten van de non-commerciant
wordt niet eens gesproken! Moet er niets
van het „beschikbare geld" worden om
gezet in boterhammen met beleg?
Maar neem aan we maken zo'n non-com-
merciële speeltuin met uitsluitend artistieke
mededinging, iets zal er toch wel over
blijven om zich als persoon tegen af te zet
ten, al doen we nog zo coöperatief, wat
dan?
Wat dan b.v. met de man, die eenmaal het
werken geleerd de wijk neemt naar de com
merciële sector. Banvloeken zullen hem
worden nageslingerd, zonder hem te treffen.
Maar het bedrijf als geheel zal zijn over
lopen worden verweten. Hem wordt .sym
bolisch de bolknak in de mond gedrukt, al
is hij een sigarettenroker. Hij zal een geld-
wolf zijn, die in het galapremièrekleed stapt.
Het omhelzen van de mammon zal hem
nooit worden vergeven tenzij hij een
doorbraak weet te forceren met zijn werk
naar welvarender omstandigheden voor een
vaderlandse filmindustrie. Als hij vijftig is
krijgt hij een lint, die „revolutionair in zijn
jeugdjaren".
Het wachten is nu maar op de werkelijk
creatieven, die creativiteit bewijzen- door
zich niet terug te trekken, die geen pantser
tegen wanbof aan anderen vragen, geen
fundamenten afbreken voordat het gebouw
is neergezet en coöperatief willen zijn met
méér groepen in de samenleving dan alleen
de eigen sekte. Maar helaas een manifest laat
zich gemakkelijker schrijven dan een <SK
scenario, hoewel het eerste best het Cv/
laatste zou kunnen worden A
19