KAMER PLEIT
VOOR
RIOSCOPEN
Het feit, dat de door de regering aange
kondigde afschaffing van vermakelijkheids-
belasting voor bioscopen nog steeds niet ge
realiseerd is als gevolg van het uitblijven
van de behandeling van het wetsontwerp tot
wijziging van de bepalingen inzake gemeen
telijke en provinciale belastingen, heeft op
nieuw de aandacht van de Kamer gehad.
Vanuit de twee grootste fracties is aandrang
uitgeoefend op de Minister van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk tijdens
de behandeling op 9 december 1969 van de
begroting 1970 van haar departement om
evenals in 1969 ook voor het jaar 1970 ten
behoeve van ons bedrijf een overbruggings
regeling te treffen.
„I SEPTEMBER 1970"
De heer Engels (KVP) verklaarde in de
Kamer dienaangaande het volgende: „Wat
de bioscopen betreft moet ik opnieuw con
stateren, dat het wetsontwerp 9538 het niet
haalt voor 1 januari. In de miljoenennota
wordt melding gemaakt van 1 februari 1970.
Tijdens de kamerdebatten in november heeft
Minister Witteveen als mogelijke datum van
ingang 1 september 1970 genoemd. Dat be
tekent in concreto, dat de ontheffing van
vermakelijkheidsbelasting voor bioscoop
houders opnieuw niet doorgaat. Verleden
jaar was dit voor de Minister aanleiding een
nota van wijzigingen in te dienen bij de be
grotingsbehandeling. Wij hebben deze nu
nog niet ontvangen. Mijn vraag is, of er
bijzondere omstandigheden zijn, bij voor
beeld opbloei van het bioscoopbezoek, die
een tegemoetkoming onnodig maken.
Mocht dat niet het geval zijn, kunnen wij
dan van de Minister nog een nota van wijzi
gingen op dit punt ontvangen en is het ook
de bedoeling van de Minister, voor 1970 een
compensatie te geven, die ongeveer 75 pet.
bedraagt van de nu nog verplichte vermake
lijkheidsbelasting?"
„COMPENSATIE"
Ook de heer Voogd (PvdA) richtte zich ter-
4
zake tot de Minister met het volgende be
toog: „Over de film wil ik twee opmerkin
gen maken. Ik wil mij aansluiten bij hetgeen
collega Engels vanmiddag heeft gezegd. Ik
heb ook in de begroting helemaal niets
kunnen ontdekken over de compensatie aan
het filmbedrijf voor het niet-wegvallen van
de vermakelijkheidsbelasting. Dat schept
uiteraard in deze bedrijfstak grote onzeker
heid. Ik vind dat de bedrijfstak nu wij
schrijven nog 9 december wel mag weten,
waaraan hij over drie weken toe is, want dat
is de situatie. Ik zou graag een concrete
uitspraak van de Minister willen horen:
wanneer komt de toezegging voor 1970 aan
deze bedrijfstak en voor welk bedrag zal dat
zijn?
Al jaren wachten grote delen van de Neder
landse bevolking op een herziening van de
Bioscoopwet, in die zin dat de huidige, vol
strekt overleefde en achterhaalde filmkeu
ring wordt afgeschaft. Ik weet, dat wij daar
over de volgende week met de Minister van
Binnenlandse Zaken zullen spreken, maar ik
acht het gerechtigd, ik acht mij verplicht het
ook tegen deze Minister te zeggen. Ik zou
haar zelfs tekort doen, als ik haar niet zou
vragen, of ook zij in het kabinet op spoed
in deze zaak wil aandringen. Deze Minister
heeft het „Ministerie van de mondige men
sen" in handen zo zou ik haar ministerie
willen betitelen en dit betekent dat de
filmkeuring ook haar een doorn in het oog
moet zijn en dat het ook op haar weg ligt
de afschaffing van deze achterhaalde film
keuring te bevorderen."
ANTWOORD
De Minister heeft daarop op 10 december
geantwoord: „Ik wil overgaan naar iets,
waarom verschillende geachte afgevaardig
den hebben gevraagd, namelijk het vraag
stuk van de film. De geachte afgevaardig
den, de heren Engels en Voogd hebben ge
vraagd, wat er gebeurt, nu de Wet gemeente
belastingen niet tijdig in het Staatsblad is
gekomen. Verleden jaar is er iets beloofd
terzake van hulp aan de bioscoopwereld.
Daarover is overleg geweest tussen de Mi
nister en de Staatssecretaris van Financiën
en mij. Het resultaat daarvan is, dat ik van
avond op de griffie een nota van wijziging
heb gedeponeerd, waarin op de begroting
een p.m.-post wordt opgevoerd voor deze
schadeloosstelling, in de geest, zoals deze
verleden jaar heeft plaats gehad. Wij kunnen
niet zeggen, wanneer de wet in werking zal
treden. Wij kunnen nog geen getal invullen,
vandaar, dat het een p.m.-post is. Het be
drijfsleven moet wel zekerheid hebben, wat
die invulling inhoudt; het zal op dezelfde
voet als verleden jaar gaan. Dat is ongeveer
75 pet. van wat men aan vermakelijkheids
belasting betaalt. Hiervoor heb ik een nota
van wijziging ingediend.
Er.zijn ook nog vragen over de filmkeuring
gesteld. Ik ben in zoverre geïnteresseerd,
omdat het rapport-Witte over de keuring
van de jeugdfilm spreekt. Mijn ambtgenoot
van Binnenlandse Zaken, die de eerstver
antwoordelijke is voor de instelling van een
commissie en voor het rapport, zal, wanneer
hierover volgende week vragen worden ge
steld, daarop gaarne antwoord geven."
NOTA-TEKST
De toelichting vervat in de desbetreffende
nota van wijziging luidt als volgt:
„Blijkens de memorie van toelichting op het
ontwerp van wet tot wijziging van de be
palingen inzake gemeentelijke en provinciale
belastingen (9538) en de ter zake ingediende
nota's van wijzigingen op dat wetsontwerp
beoogde de Regering de gemeentelijke be
voegdheid tot het heffen van vermakelijk-
hedenbelasting van bioscoopondernemers
aanvankelijk met ingang van 1 januari 1969
te beëindigen.
Toen duidelijk werd dat de bedoelde af
schaffing niet met ingang van 1 januari
1969 kon worden gerealiseerd, heeft de
Regering voorgesteld aan bioscooponderne
mers een tegemoetkoming te verlenen over
de periode die ligt tussen 1 januari 1969 en
het tijdstip waarop het genoemde ontwerp
ten aanzien van de afschaffing van de ver
makelijk hedenbelasting van bioscooponder
nemers van kracht wordt.
Voor het jaar 1969 is 10 miljoen beschik
baar gesteld.
Nu gebleken is dat het genoemde wets
ontwerp ook met ingang van 1970 nog niet
van kracht zal worden, wil de Regering voor
dit jaar eveneens een tegemoetkoming aan
het bioscoopbedrijf geven ten einde te voor
komen dat dit bedrijf in ernstige moeilijk
heden zou komen, doordat het bij zijn ver-
nieuwings- en investeringspolitiek met af
schaffing van de vermakelijkhedenbelasting
had mogen rekenen. Daar niet vaststaat op
welk tijdstip het wetsontwerp in werking
treedt en derhalve de kosten voor het bedrijf
niet kunnen worden geraamd, wordt een
p.m.-post opgevoerd. Ten einde het bedrijf
enige zekerheid te verschaffen omtrent de
omvang van deze tegemoetkoming wordt
medegedeeld dat de ondergetekende denkt
aan een percentage van 75 van de door het
bioscoopbedrijf te betalen vermakelijkheden
belasting."
In de vergadering van 11 december heeft de
heer Engels bij de replieken het volgende
gezegd: „Zeer voldaan ben ik over de toe
zegging van de Minister ten aanzien van de
bioscopen."
De heer Voogd verklaarde daarbij: „Ik wil
mijn erkentelijkheid jegens de Minister uit
spreken voor de opvoering van het bedrag
voor steun aan het filmbedrijf."
De begroting is met de nota van wijziging
aanvaard.