INTERIATIONAIE ZORGEN
Nu de jaren zeventig een maand onder
weg zijn is het tijd te proberen alvast een
wissel te trekken op die tegen '80. Belang
rijker dan het overzien van „nu" is het ont
dekken van de obstakels op de weg naar
„straks".
Het zijn de vraagstukken van straks, die
wellicht de oplossingen van huidige vraag
stukken dichterbij brengen.
Het grote probleem van het film- en bio
scoopbedrijf vandaag is: waar vindt men
liquide geld tot investeren, teneinde over een
termijn van vele jaren het bedrijf te laten
voortbestaan als een goed bedrijf dat velen
werk en geluk geeft.
Dit financiële probleem is nationaal en
internationaal. Het prikkelt top zowel als
bodem.
Alom klemmende vragen: Zijn wij niet toe
aan een volledige en gedetailleerde studie
van de huidige positie? En niet alleen als
marktanalyse, maar vooral in het raam van
een economische waardering van een situa
tie.
Zijn wij niet toe aan een inventarisatie van
technische en structurele ontwikkelingen.
De eerste vraag drukt ons op de onmiddel
lijke beleidsvoering. De tweede geeft wel
licht richting aan beslissingen voor straks.
Internationaal is „crisis" het sleutelwoord op
het filmproduktieniveau. De afmeting is niet
te zien, maar zet zij door, zo zal haar in
vloed bespeurbaar worden in alle sectoren
van het bedrijf.
De filmproduktie is geplaatst voor een
merkbare daling van de inkomsten uit het
produkt. Hoge investeringen hebben vaak
teleurstellende resultaten geboekt. Het aan
tal niet uitgebrachte films is hoog. Het
kapitaal vloeit traag terug, en brengt hoge
lasten aan renten met zich, wat weer zijn
weerslag krijgt op het produktieprogramma.
Een commerciële revolutie voltrekt zich in
de Amerikaanse produktiesector via de ka
mers van financiers en per definitie geen
„filmmakers van het oude slag". Dit bete
kent misschien verandering in de tradities
van de filmerij.
Maar de opmerkzame waarnemer kan het
niet ontgaan, dat overal „trendaanpassing"
en „rationalisatie" hun steentje bij beginnen
te dragen in de filmexploitatie, méér dan dat
succes de formule is voor toekomstige
strategie.
Ook in de werkwijze die tot dusver bij
majorcompanies gold voor distributie en
vertoning is kans op aanpassingen mogelijk.
Al is het maar het vooruitzicht, dat ten
gevolge van de slow down in de USA de
beschikbaarheid van films geringer zal wor
den omstreeks het midden van 1970. Het
dient te worden afgewacht of men het de
moeite waard vindt de traditionele distri
butiekanalen te blijven bevoorraden op de
manier, die tot vandaag nog regel is.
Dit kan gepaard gaan met een terugloop
van de produktie in de grote centra, als deze
door het Amerikaanse kapitaal worden ver
laten. Een verschijnsel dat Groot Brittannië
ernstige zorgen baart. De president van de
Britse Film Production Association Clifford
Barclay registreert zware druk op de buiten
landse financiering van produkties, waar
gelijktijdig wél de afzetmarkt voor USA-
produkten wordt gehandhaafd. Een finan-
cieringstrend, die wijst in de richting van be
scherming van de Amerikaanse afzet, welke
in ongunstige zin elders de produktiemoge-
lijkheden kan beïnvloeden als het niet om
werkelijk Amerikaanse ..overseas-produc-
tions" gaat.
Dezelfde tendensen zijn waar te nemen in
Frankrijk en Italië, en zelfs Japan.
Een situatie buiten onze landsgrenzen dus
vol conflicten. Binnenslands dergelijke pro-
blemen.
Nog is geen uitgang gevonden uit de dool
hof van financiële verhoudingen tussen Rijk
en Gemeenten, waarin de afschaffing van de
vermakelijkheidsbelasting ligt opgesloten.
Verheugd mag men zijn om de erkenning
van de noodzakelijkheid van de afschaffing
en om de tijdelijke tegemoetkoming juist uit
de hoek van het culturele beleid. Het is een
handreiking aan de vernieuwing van het
Nederlandse theaterpark, welke kalm aan de
dramatiek heeft gekregen van ingrijpen bij
een hartinfarct, 's Ministers Nota's van wij
zigingen met hun parlementaire steun ko
men telkens zo op tijd als hart-renwagens.
De patiënt herademt telkens, maar stelt prijs
op een definitieve pacemaker!
De Nederlandse filmproduktie lijdt al een
even schokkend bestaan bij gebrek aan geld
of commercieel vermogen. Over de poging
hier een adequaat onderzoek in te stellen
leest u elders meer. Wij signaleren slechts.
Wie overigens meent, dat in de wereld van
de Nederlandse film zijn probleem hét grote
probleem is, sla slechts een willekeurig vak
blad op en hij ziet zijn vraagstuk eensklaps
onder een loep. Hij ziet elders de nullen
achter zijn probleemgetallen vermenigvul
digd.
Toch is het wellicht nuttig, dat in en buiten
het bedrijf in Nederland deze loep wordt
gehanteerd. Dit hulpmiddel vergroot het in
zicht, dat in ons gebied met relatief kleine
bedragen een stuk cultuurpolitiek te bedrij
ven valt welke in groter verband kan op
vallen.
Het komende decennium kan beslissend zijn
voor een aantal aspecten van het filmbedrijf.
Internationaal én nationaal. De nationale
moeilijkheden hebben analogieën met die
over de grenzen. Maar behalve een kwestie
van geld is het.een kwestie van willen met
positieve instelling.
Enerzijds kan ons doeltreffende apparaat
als intermediair tussen publiek en film zich
handhaven in de komende jaren, waarin de
elektronika niet na zal laten zijn concurre
rende invloed te laten gelden. Maar ook een
produktieplan kan beter kans krijgen in een
gezond blijvende coöperatieve sfeer, voorals
als deze wordt begunstigd door reëel begrip
van nationale mogelijkheden.
Wij hebben verschillende grote obstakels tot
1980 opgeteld.
Tel daarbij de als razend tikkende metro-
noom van de publieke norm en de publieke
interesse en men heeft een indruk van de
bergtoppen welke tussen 1970 en 1980
liggen op de weg van het nationale en inter
nationale film- en bioscoopbedrijf.
BONDSRAAD DIJEEN IN
CONGRESCENTRUM
De buitengewone vergadering van de Bonds
raad werd op 16 december gehouden in het
Internationaal Congrescentrum bij de RAI
te Amsterdam.
Het was dezelfde middag, dat in de Tweede
Kamer werd gestemd over de begroting van
het ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk werk. Enige minuten na de
beslissing aan het Binnenhof deelde voor
zitter J. G. J. Bosman de Bondsraad mede
8
dat de begroting en de voor het bedrijf zo
belangrijke nota van wijzigingen was aan
genomen.
De vergadering werd door alle leden van de
Raad bijgewoond met uitzondering van de
heren L. van Dommelen, W. A. Geesink, S.
M. Spanjaart, J. Ph. Swanink en Drs. J.
Ph. Wolff. Verscheidene bondsleden maak
ten gebruik van de reglementaire mogelijk
heid om de vergadering als toehoorder bij
te wonen.
FILMVERTONING
Overeenkomstig het voorstel van het hoofd
bestuur werd besloten tot vaststelling van
een nieuw Reglement Filmvertoning, in
tekst gelijk aan het op 4 maart 1969 vast
gestelde reglement van die naam, met dien
verstande dat de laatste zin van artikel 6 als
volgt is gewijzigd: Het treedt in werking op
1 januari 1970 en is van kracht tot 1 janua
ri 1971. In dit reglement is in hoofdzaak
bepaald, dat er per voorstelling niet meer
dan één hoofdfilm mag worden vertoond en
per week niet meer dan twee, behoudens
enige excepties en de eventueel door het
hoofdbestuur te verlenen dispensaties.
Verder werd besloten tot vaststelling van
een nieuw Reglement Programmering over
eenkomstig de tekst van het op 4 maart 1969
vastgestelde reglement van die naam, met