Automatisering en brand beveiligingsvoorschriften Brand is altijd een onaangename zaak en veiligheidsvoorschriften zijn dan ook zeker nodig. Daarover zal een ieder het wel eens zijn. De aard van de voorschriften en de naleving daarvan is echter een zaak waarover de meningen nogal eens kunnen verschillen. Zo zijn onlangs in de Tweede Kamer op dit punt vragen gesteld van de volgende strekking: 1. Kan de Minister, bij voorkeur ook aan de hand van de gegevens over het eerste halfjaar van 1969, con crete mededelingen doen over de „trend" in het aantal branden en de daarmede verbonden schade in ons land? 2. Deelt de Minister de mening van deskundigen, dat er sprake is van een snel verslechterende brand schade-preventiesituatie in ons land, met name in de sector han del en industrie? 3. Is de Minister bereid een gedegen onderzoek te laten instellen naar de tekortkomingen in het complex van maatregelen, waarmede de overheid, de brandverzekeraars en de bedrijven brandschade trach ten te voorkomen of te beperken, en de Kamer van de resultaten van het onderzoek op de hoogte te stellen? ZELDEN BRAND Het Nederlandse bioscoopbedrijf ver keert in de gelukkige omstandigheid, dat het slechts zelden is geconfron teerd met ernstige branden. Ons be drijf kent dan ook tamelijk strenge veiligheidsvoorschriften die zo zorg vuldig mogelijk worden nageleefd, omdat het gevaar van brand en/of paniek, bepaald niet wordt onder schat. Deze voorschriften bestaan al lang, zijn hier en daar met de tijd meegegroeid, onder andere voor wat betreft de constructie der projectie cabines, en hoewel elke gemeente vanwege de'veel geprezen autonomie, van de algemene voorschriften be ter gezegd handleiding van de Rijksbrandweerinspectie kan afwijken, is er toch langzamerhand wel sprake 14 van een redelijk grote uniformiteit op dit terrein. Bij de komst van de automaten voor projectiecabines ontstonden er enige problemen met de hantering van de voorschriften, weshalve op advies van een speciale commissie van deskundi gen, waaronder vertegenwoordigers uit het bedrijf, een nieuw artikel werd toegevoegd, dat als volgt luidt: (artikel 14): PROGRAMMA-AUTOMAAT Indien een programma-automaat wordt gebruikt moet deze zijn voor zien van een inrichting waardoor: 1. met uitschakeling van de verduis teringstoestellen de verlichting van de toeschouwersruimte geheel of met goedkeuring van Burge meester en Wethouders gedeel telijk wordt ontstoken zodra de filmband tot stilstand komt, breekt of in brand geraakt, het projectie- licht uitvalt of zich in de projectie cabine brand- of rookverschijnse- len voordoen; 2. de voeding van het projectietoestel en van het projectielicht wordt uit geschakeld zodra de filmband tot stilstand komt, breekt of in brand geraakt, het projectielicht uitvalt of zich in de projectiecabine brand- of rookverschijnselen voordoen; 3. de in artikel 4 genoemde schuiven worden gesloten zodra zich in de projectiecabine brand- of rookver schijnselen voordoen; 4. de voeding van het projectietoestel en van het projectielicht kan wor den uitgeschakeld door het be dienen van de in artikel 10 ge noemde hefboomschakelaar (nood- schakelaar). Dit speelde zich af in 1962 toen de automatisering nog erg nieuw was. In artikel 20 sub 2 was destijds met be trekking tot de automatisering ver meld: Gedurende de tijd dat het ge bouw voor bezoekers toegankelijk is gesteld, moet 2. een eerste of tweede operateur in het bioscoopgebouw aanwezig zijn indien bij de voorstelling van een projectie-automaat gebruik wordt gemaakt. Vanaf een kwartier na de aanvang van het filmpro gramma mag bij bijzondere om standigheden de operateur tijde lijk, doch ten hoogste gedurende een half uur worden vervangen door een leerling-operateur. De operateur behoefde dus niet meer permanent in de cabine aanwezig te zijn, maar wel in het gebouw. BEZWAREN Naarmate de automaten hun intrede deden en het verkrijgen van bekwame operateurs steeds moeilijker werd, ontstonden ook tegen deze laatste tekst bezwaren, omdat wanneer de geautomatiseerde cabine, met de daaraan verbonden beveiligingen, eenmaal in werking was, er weinig noodzaak bestond om te verlangen dat de operateur toch steeds in het gebouw zou moeten blijven. Gedacht werd daarbij onder andere aan de mogelijkheid dat een operateur twee of meer geautomatiseerde cabines van bioscopen in elkanders onmiddel lijke nabijheid zou kunnen verzorgen. Op grond van de voorschriften was dit echter uitgesloten, waardoor een groot deel van het economisch effect van de automatisering teloor zou gaan. Opnieuw kwam op ons verzoek de vorenbedoelde adviescommissie bij een, die de redelijkheid van onze ver langens inzag en het bovengenoemde artikel als volgt wijzigde: 1. Gedurende de tijd dat het gebouw voor bezoekers toegankelijk is, moet in de cabine een eerste of tweede operateur aanwezig zijn. Bij bijzondere omstandigheden mag deze, doch ten hoogste ge durende een half uur, worden ver vangen door een leerling-opera teur. 2. Van het gestelde in lid 1 mag wor den afgeweken indien bij de voor stelling gebruik wordt gemaakt van een programma-automaat, met dien verstande, dat gedurende de afwezigheid van een operateur iemand in het gebouw aanwezig dient te zijn, waarvan bij de plaat selijke brandweer bekend is, dat hij voldoet aan de eisen met be trekking tot het onderwerp „Brand veiligheidsvoorschriften" gesteld in het examenreglement van het door de Nederlandse Bioscoop bond ingesteld praktijkcertificaat van het operateursexamen. NIEUWE EIS Dit laatste gebeurde medio 1969 en het is alleszins begrijpelijk dat aan lid 2 de nieuwe eis werd toegevoegd, dat

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 14