Tijdens de ochtendzitting van het congres A zaten achter de grijze tafel van links naar rechts: de heren H. W. Hagenberg, mr. P. A. Meer burg, M. Gerschtanowitz, mevrouw A. M lanssens-Martens, prof. dr. A. Th. de Lange, drs. C. A. Voskuil (forum-voorzitter), archi tect C. L. W. Wirtz, en de heren I P. M. A. Smulders, H. Miedema, 1. J. L Gielisse en H. W. M. lanssen. zijn om iets met elkaar te doen en zo nodig, zo meen ik, kan het Bonds bureau altijd nog een centraal punt zijn van waaruit de ontvangen sugges ties doorgegeven kunnen worden. Ik heb in het betoog van de professor mededelingen gemist over de enorme hoge bouwkosten. Wanneer u moet renoveren, dan kunt u het beter nu doen dan morgen. Elke dag worden de kosten hoger. Het is al bijna niet meer te overzien. Zelfs niet wanneer de renovatie een behoorlijke periode in beslag mocht nemen. U staat tij dens die renovatie telkens weer voor onaangename verrassingen met finan ciële consequenties. Ik vertel u dit omdat naar mijn idee te weinig aandacht geschonken wordt bij renovaties aan budgetbewaking. Wanneer u een begroting heeft, dan moet u alles in het werk stellen om ook binnen deze begroting het een en ander te laten uitvoeren. Een paar procenten uitlopen, dat is natuurlijk niet te vermijden, maar u wordt zo gemakkelijk en zo snel in een hoek gemanoeuvreerd door de omstandig heden, zo dat u daar wel degelijk erg voor moeten uitkijken. Er dient ook op te worden toegezien dat de architect zich houdt aan het budget". PERSONEELSINSPRAAK Naar aanleiding van een discussie over theaterinrichting (,,de stoelen kunnen er misschien uit") merkt de heer Jacobson op: ,,Wat ik bij het vernieuwen van theaters mis is, dat men naar mijn gevoel te weinig con tact opneemt met het personeel, dat in dat theater moet werken. Er kunnen diverse moeilijkheden worden voor komen. Het personeel is met de prak tische gang van zaken op de hoogte. Daardoor kan men voorkomen, dat er bij voorbeeld materialen gebruikt wor den die in de praktijk minder gunstig zijn. Men kan rekening houden met bepaalde ruimtes, die nu op verkeerde plaatsen geprojecteerd worden, waar door arbeidsuren verloren gaan. Ik bedoel hier o.a. magazijnen en buffetten en dergelijke. Misschien spreek ik te veel uit eigen ervaring, uit de theaters waar ik gewerkt heb. Ik mis in de bioscopen, waa- ik ge werkt heb een ruimte waar het perso neel zich kan verkleden, waar het zich tijdens de voorstelling als er even gelegenheid is even kan verpozen. Het moet in het theater rondhangen, tenzij het zaaldienst heeft of wat dan ook. Dit is voor het personeel niet zo aantrekkelijk, afgezien van de ver diensten, die in ons bedrijf zijn terug gelopen." PUBLIEK De heer Jacobson vervolgt over zijn publiek: ,,lk geloof dat men zich moet aanpassen in ons bedrijf ook aan het publiek, dat op een gegeven moment in je theater komt. Ik heb me b.v. bij Woodstock getracht aan te passen aan dat publiek. Dat publiek moet zich thuisvoelen in theater. Krijg ik een andere film door mijn directie toe gewezen, dan moet ik me aanpassen aan die film én dat publiek. Die film kan een heel burgerlijk publiek trek ken, een meer schouwburgachtig pu bliek en dan sta ik niet langer toe. dat jongelui op de grond gaan zitten en rondhangen, zoals bij Woodstock." De heer Wirtz neemt het gesprek over: ,,lk geef de heer Jacobson gelijk. Het is wel zo, dat ik beter weet. omdat 17

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 16