fSfr- ia VERANDEREN met de benen op de grond blijven staan." KWALITEIT De heer Van Praag legt nuchter zijn stelling neer: „Ik vind het allemaal prachtig. Ik hoor de geachte professor vertellen hoe je aan geld moet komen en ik heb niet gehoord van de pro fessor hoe je het moet verdienen. Ik heb van de architect gehoord hoe je het zo graag zou willen maken. Ik geloof niet dat u eruit komt met een bepaalde richtlijn te stellen voor wat u denkt dat het beste zou zijn, maar wel dat de bezoekers van de theaters u in een richting zullen druk ken. De mensen zijn natuurlijk thuis beter ingericht als dat jaren geleden was. De mensen zitten thuis óók op een behoorlijke stoel. Dus denk ik de stoelen zijn nog van zeer groot belang. Ik denk dus ook aan het geluid en de film niet te vergeten. De filmvoorziening van het theater dat is wel een van de grootste dingen die de renovatie moeten rechtvaar digen. Nu zou ik nog dit willen zeggen, dat wij al heel ver zijn wanneer wij onze theaters schoon houden, een zeer goed beeld hebben, prettige service ruimte, alles zo hebben dat we kunnen zeggen „we zijn voor onszelf verant woord"." EEN SOMMETJE De heer M. Gerschtanowitz zegt dan: ,,Een exploitant komt op een gegeven ogenblik op een punt, dat hij gaat zeggen ik moet wat doen. Hoe moet ik dat doen en wat gaat me dat kos ten. En dat is toch het belangrijkste punt. Men kan dus gaan budgetteren. Men kan naar een architect lopen. Daar is men niet altijd mee klaar. Je moet vantevoren de mogelijkheden weten om het geld inderdaad terug te krijgen. Wij hebben een berekening gemaakt, dat een stoel en wij hebben een doorsnee gemaakt van onze theaters ongeveer vijf tot zes maal per week wordt verkocht. Als je dus een nieuw theater gaat bouwen of verbouwen en je gaat prijzen ma ken, dan moet je een calculatie ma ken. Uit die calculatie, uit die nieuwe recette die je dus hoopt te maken kun je zelf constateren: dit ga ik ont vangen. Bij die ontvangst en die kos ten moet het mogelijk zijn om een bedrag te investeren. Blijkt het dat het bedrag veel hoger gaat worden, dan zul je moeten be denken ik kan niet gaan renoveren, ik zal moeten restaureren. We zouden allemaal onze zaak willen vernieuwen, maar niet iedereen zal daar toe in staat zijn. Ik geloof dat er op dat gebied misschien meer voorlichting zou moeten zijn. Ik zou van bonds- wege toch eens wat meer voorlichting willen vragen, opdat ook de kleinere exploitant kan vragen hoe te restau reren of te renoveren." De heer Uges vraagt de microfoon: ,,Ja, het is logisch dat ons bedrijf naar vernieuwing streeft, naar verbetering en vooruitgang. Maar als we de ge schiedenis van de bioscoop bekijken, dan zijn we in die zestig jaar niet veel verder gekomen. Ik geloof, dit is een voudig te verklaren. Toen wij in 1908 in Nederland bioscopen gingen stich ten was er ergens een zwart gat ach ter in de zaal. Daar kwam het pro- jectielicht uit en dat wierp op een wit doek, een beeld. We zijn wel in staat geweest in een kleine zestig jaar dat beeld mooier te maken, groter te ma ken. De lamp is wat sterker en de stoel wat beter. In wezen zijn we nog precies aan hetzelfde werk bezig. Ik meen wel, dat vernieuwing van uit een totaal ander inzicht mogelijkheden biedt. Inderdaad zal men in de toe komst wel op een ander systeem moeten overstappen, maar het ver velende is dat we dit systeem niet zélf kunnen veranderen. Men moet het met z'n allen ineens veranderen. Aan de ene kant zit men aan een produktie vast die men niet kan ma ken voor slechts een klein aantal thea ters, aan de andere kant moet die produktie ook nog lonend zijn. In deze technische kwestie zit elke ex ploitant in elk land alleen (óf ge zamenlijk) vast aan een bepaald stra mien. Én dat stramien is niet hier alleen te doorbreken en niet op zo maar een punt ergens ter wereld. Dat kan alleen maar plotseling en met z'n allen. GEVAARLIJKE MENING De heer Meerburg: „Eén heel belang rijk ding van de heer Wirtz moeten we eruit halen. Hij heeft gezegd, dat wij het publiek een gedragspatroon opdringen. Ik dacht dat dit een essen tieel ding was. Wanneer we renove ren, dan vind ik dat we in de eerste plaats moeten kijken: „Wat gaan we in de komende jaren voor publiek trekken." We weten dat 85% van ons publiek onder de 30 jaar is. We kunnen zeg gen: wij willen graag die mensen boven de 30 jaar erbij halen, maar ik dacht dat we ons nu hoofdzakelijk tot het jonge publiek moeten beper ken, en dan pas dat verloren publiek moeten inhalen. Dat jonge publiek heeft verschillende constellaties. Ik dacht, dat wij (dat komt waarschijnlijk door de gedeeltelijke vergrijzing van ons bedrijf) te weinig rekening hielden met de wensen van ons publiek. Zo vind ik zit er in de opmerking dat wij een gedragspatroon opdringen een waarheid. Wij moeten daar bijzonder voorzichtig mee zijn. Ik vind dat een bezwaar. Ik vind dat wij ons in de eerste plaats zullen moeten richten naar de wensen van het publiek. Die mensen zijn diegenen die van onze theaters gebruik maken. En zij hebben naar mijn gevoel beslist andere denk beelden over inrichting en sfeer dan een gedeelte van onze bedrijfsgeno- ten. Ik dacht dat het enorm belangrijk was na te gaan: wat zijn nou eigenlijk die wensen van dat toekomstige en hedendaagse publiek?" COLLECTIEF GELD De heer Wertwein brengt het gesprek terug op het financiële: „Bij mij is in het betoog van prof. De Lange één woord naar voren geko men, dat ik interessant vond: „finan cieringscommissie". Ik geloof dat de theaters in drie klassen ingedeeld kunnen worden: een topklasse, de middenklasse en de kleine theaters. In ons bedrijf heeft de middenklasse het het moeilijkst. Ik zie in de sug gestie van prof. De Lange een mo gelijkheid om met garantie van de Bioscoopbond deze middenklasse theaters vlugger aan renoveringen toe te laten komen dan tot nu toe het geval is." Prof. dr. De Lange antwoordt: „Op zichzelf komt dit neer op een sym pathiebetuiging, toch wordt hier het BRAVILOBMATIC er '.T Van koffiezetapparatuur, al dan niet in de vorm van automaten, was eveneens een beperkt assortiment te zien. Hierbij een voorbeeld van een koffiezetapparaat voor kleine hoeveelheden (A. 1. M. Verheijen). 19

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 18