II *Q* Avondje „uit" inde bioscoop A. van Heyst: „Samen kritisch naar de film" accent sterk gelegd op een garantie van de zijde van de Bioscoopbond. Dat heb ik zelf ook naar voren ge bracht, maar wij moeten de moeilijk heden in dat vak niet onderschatten. Het komt namelijk hierop neer, dat u een dergelijke garantie daarin zou kunnen vinden dat die financierings maatschappij die wordt opgericht, een naamloze vennootschap met aandelen wordt. Wellicht zouden alle leden ver plicht worden om een aantal aandelen te nemen in verhouding tot de grootte van het bedrijf. Er moet bereidheid zijn, die verder gaat dan alleen de bedoelingen van het bestuur. Als niet vanuit de leden zelf bereidheid naar voren komt om in dit opzicht moge lijkheden te scheppen, dan vrees ik dat het niet ver zal komen. Garanties door de N.B.B, zullen be trekkelijk beperkt kunnen zijn. Dan ben je gauw uitgepraat. Als niet de hele bedrijfstak bereid is zich daar achter te stellen, en voorts degenen die zich daar achter stellen dan ook in beginsel meteen in aanmerking mogen komen voor de diensten van die financieringsmaatschappij, dan vrees ik dat het niet voor elkaar zal komen. Het is dus wel degelijk nodig, de vereenvoudiging die ik beluisterde in de woorden van de laatste spreker weg te nemen." INTRIGEREND Bondsvoorzitter Bosman neemt over: ,,U weet professor, dat in het buiten land op het ogenblik hier en daar voorheffingen plaatsvinden in het be drijf. Dat wil dus zeggen, dat percen tages van de ontvangsten worden af getrokken. Die worden collectief op gebracht voor collectieve doeleinden. Dat is een stelsel waar wij ons ik mag wel zeggen zeer heftig (ook internationaal) altijd tegen hebben verzet, omdat de praktijk nu al uitwijst, dat er tenslotte zoveel aan de strijk stok blijft hangen en zoveel instanties zich meester maken van die collectivi teit, dat je het geld dan maar beter in de eigen portemonnaie kunt hou den. Maar ik zou mij ook kunnen voor stellen, dat je ten faveure van een dergelijk financieringsinstituut een zo danige heffing zoudt kunnen maken. De vraag rijst: hoe zit je met zo'n hef fing. Zoiets is vroeger wel eens door de Bioscoopbond overwogen. Als we ja zeggen en een belangrijke voor heffing maken, dan wil degene die daaraan qua omzet geweldig bij draagt, ook bepaalde mogelijkheden hebben. Wij hebben toen bekeken of je dit met een zekere gerichtheid kunt opzetten, d.w.z. dat het een bepaald bestemmingskarakter krijgt. Maar hoe kom je dan met je fiscale consequen ties te zitten. Als je in die richting iets zou kunnen doen zonder dat je rechtstreeks het eigendomsrecht aan tast in de beschikkingsmogelijkheden over hetgeen je via die collectieve afdracht hebt bijgedragen, dan zou er misschien een weg zijn te vinden om zo'n instituut belangrijke bedragen toe te laten vloeien. Om vervolgens op zijn beurt de leden in een bepaalde vorm en in een bepaald jaar hun rechten te laten afroepen. Dit zou misschien een praktische weg zijn naar uw financieringsinstituut, dat mij geweldig aantrekt. RECHTVAARDIGHEID Prof. dr. De Lange stelt tenslotte samenvattend, mede naar aanleiding van een betoog van de heer Van Praag, die uiteenzet hoe bedrijfsgeno- ten thans binnen een eigen systeem de lasten van collega's in moeilijk heden plegen op te vangen: „Mijn ervaring is dat in de bedrijfs takken de idee van dit is mijn bedrijf en ik zal het zelf wel klaren duidelijk verzwakt. De gedachte, dat men ge meenschappelijke belangen heeft wint veld. Als er bioscopen sluiten tast dit de image van het gehele bedrijf aan. Iedereen, ook de welvarenden, hebben belangen bij de welvaart van de min der welvarende. Men spreekt ook niet meer van concurrenten, maar van collega's. Niet de concurrentie-ver- houdingen bepalen het beleid, maar de gemeenschappelijke belangen. De moeilijkheid is daar vorm aan te geven en alles zo te organiseren, dat niet één groep zich bevoordeelt, maar dat werkelijk kan worden ge sproken van een verdelende recht vaardigheid. Daar zou een commissie zich op moeten werpen om die ge dachte uit te werken. fMêS^S&^SiM&W-^&'^^J^SSSMW'SÉ-, Dienstverlening aan de bezoekers kwam 's middags aan de orde. De heer A. van Heyst deed verslag van zijn wedervaren als „publiek". „Na de trim-lunch iets over service verlening. Dat is wat in het congres- 20 programma staat genoteerd. Ik wil met u eens doornemen wat de bio scoopbezoeker, die zich kritisch op stelt wanneer hij, of zij een bioscoop bezoekt, voor dingen tegenkomt. Ik heb geconstateerd, dat er twee hoofdmomenten waren in uw congres van vandaag. Dat was dan de reno vatie van vanmorgen, de heer Wirtz en Prof. De Lange, en het onderwerp serviceverlening. Om geen buil te vallen ben ik die avond thuisgekomen en ik ben bij mijn grote vriend Van Dale te biecht gegaan, omdat je als inleider niet de verkeerde woorden wilt gebruiken, communicatie is al zo'n heel moeilijk probleem op dit onder maanse. Bij Van Dale dan staat onder serviceverlening hij zegt dan dienst verlening, maar ik ben zo vrij om aan te nemen, dat dat precies hetzelfde betekent „het verlenen van dien sten in zeer ruime zin als term in de economie, dienstverlening valt mede onder produktieve arbeid." Dan hou je nog even dat begrip „produktieve arbeid" vast. Dan zie je, dat produk tieve arbeid iets is, dat bijdraagt tot de maatschappelijke voortbrenging, dat nut of waarde schept. Ik dacht, dat dit een stukje achter grond was waartegen wij vanmiddag met elkaar zouden mogen communi ceren. Ik dacht dat de bioscoopbezoe ker kritisch ingesteld het beste aan het woord zou kunnen komen. Ik weet nu heel goed, dat ik mij hier mee op glad ijs begeef. U bent de ondernemer, u bent de expert, u kent de problemen, die met uw bedrijf samenhangen en wie ben ik dan

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 19