niet meteen
dat kan
niet"
W. van 't Vlie:
gebruik wil maken. Het gezelschap
splitst zich dan.
De dames zonderen zich af en de
heren gaan naar de garderobe. Daar
queut het, maar de heren hebben nü
geen haast. Gaan dus rustig achteraan
staan en wachten tot ze aan de beurt
zijn om dan als laatsten met een smak
de jassen terug te ontvangen. Daar
sta je in de hal, dan moet je even
wachten. Dan worden alle deuren al
dichtgedaan. Je ziet een knikje van
de een naar de ander. De portier
begint te hinken van z'n ene been op
z'n andere been. De bedrijfsleider
komt kijken. Nog een knikje. Je ziet
een juffrouw wegschieten. Bij nader
inzien blijkt die het damestoilet in te
gaan.
Ze komt eruit en ze roept: „Nog twee!"
Dat is dan nog een vrij menselijke
reactie zou je mogen zeggen, maar
als je daar staat voel je je wel op
gelaten.
Veel erger is het verhaal van twee
dames, die bij ons thuis op bezoek
kwamen en ons zeiden: „Wat ons nu
is overkomen is met geen pen te be
schrijven". Dezelfde situatie, de laat
ste voorstelling, even weg wezen. Op
een gegeven moment wordt de deur
van het toilet met een smak open
gegooid en komt de portier himself
naar binnen. De man schrikt kennelijk
van zijn eigen inventiviteit en roept:
„Opschieten dames, ik moet naar
huis!"
Als een soort dief in de nacht ga je
dan naar huis.
DE PRAKTIJK
Als ik deze roman dan nog eens ga
samenvatten, dan zou ik toch nog het
volgende willen zeggen:
1. Alle feiten die ik hier heb opgesomd
zijn feiten, die volledig aan de praktijk
zijn ontleend.
2. Ik wil graag toegeven, dat deze
feiten extreem lijken, maar ik heb deze
extremiteit in deze roman gehand
haafd teneinde een duidelijk beeld te
kunnen schetsen. Ik heb u al gezegd:
ik weet dat communicatie een heel
moeilijk ding is. De conclusie van deze
eenvoudige consument is, dat het
personeel waarmee de consument in
contact komt niet helemaal, of hele
maal niet, bij het bedrijfsgebeuren is
betrokken.
Met andere woorden: de consument
staat in het beleid van de onderne
ming, die bioscoop heet, niet centraal.
Ik word daar nog in gestaafd als ik
nog even mag verwijzen naar een
enquête, die door de Vereniging van
Schouwburg- en Concertgebouw-di
recties in Nederland in 1968/1969 on
der haar leden is gehouden en waar
uit je als consument de conclusie kan
trekken, dat zich bij de schouwburg
eenzelfde euvel voordoet. Om nou
maar één punt uit deze enquête te
melden: in 93% van de schouwburgen
krijgt het publiek niet de gelegenheid
om daar de schouwburgen een
zogenaamde geïsoleerde culturele
functie hebben, namelijk het geven
van voorstellingen om op een an
dere manier, via bijvoorbeeld litera
tuur, kennis te nemen van de culturele
uiting. Met andere woorden: ook hier
is informatie over wat er aan de gang
is afwezig.
Wat ik vanmiddag getracht heb over
te brengen, is het verhaal van bio
scoopbezoekers. Mensen die leven en
onder het mom: Samen naar de film,
ja, gezellig! een plezierige avond wil
len hebben. Het is echt een verhaal
van enkele willekeurige mensen. Het
verhaal stoelt niet op een gegeven,
dat representatief zou kunnen worden
geacht voor uw markt, maar desalniet
temin een teken aan de wand zou
kunnen zijn. Ik hoop, dat deze roman
voor degenen die aan het congres
deelnemen een bijdrage kan zijn tot
nadenken.
„Ook wij zitten in een dienstverle
ningssector. Ik denk, als de heer Van
Heyst een kwartiertje bij ons in het
warenhuis komt, hij een soortgelijke
roman nog eens zou kunnen schrijven.
Ik wil daarmee niets afdoen aan wat
hij gezegd heeft, maar het is natuurlijk
zo, dat wij allemaal leven en werken
in bedrijven waar onze klant uw
bioscoopbezoeker, onze klant nog
al erg in de keuken kan kijken en
dan kom je al gauw tot dit soort din
gen, die inderdaad te zien zijn. Het
geldt overal. Het geldt bij ons, het
geldt bij u, het geldt als u straks met
de trein naar huis gaat. Die is beslist
vuil, die vertrekt te laat. Als u gaat
vliegen: ze doen het geweldig snel van
Amsterdam naar Parijs, maar hoe lang
moet je niet wachten voor je in het
vliegtuig zit.
Zo zitten we allemaal in die dienst
verleningssector en nogmaals, ik wil
de heer Van Heyst niet zeggen: daar
mee is het geëxcuseerd, maar het is
eigenlijk een aanloopje van „wat doen
we daar nou mee met die lijst".
Ik begrijp wel, dat mijnheer Van Taa
lingen, toen dit onderwerp aan de
orde werd gesteld, ook in De Bijen
korf gekeken heeft. Als dit probleem
inderdaad voor u een probleem is,
voor ons is het dat ook en het is
natuurlijk wel eens aardig om van een
„collega" in de zin van Prof. De
Lange te horen hoe zij met dat
zelfde probleem worstelen en wat we
daar eigenlijk aan moeten doen.
23