Ik wil graag een flexibeler geheel, waarbij ik niet direct aan bepaalde lijn gebonden ben. Ik zou graag wat meer speelsheid bij de exploitanten zelf zien." De heer Hagenberg valt in met: ,,lk ge loof toch dat de vraag die u gesteld heeft niet op de juiste manier beant woord is. Als je verschil inziet in de behandeling van het publiek in de ver schillende bioscopen, dan is het niet alleen een kwestie van personeel, maar voor het grootste deel van de bedrijfsleiding. Ik sluit mij eigenlijk bij mevrouw Baars aan, die heel een voudig maar volkomen duidelijk heeft verteld, waarom het in haar bioscoop wél zo goed geregeld is. Namelijk ze oefent zoveel persoonlijke invloed op haar personeel uit, dat de invloed daarvan onmiddellijk in een veel be tere serviceverlening wordt omgezet. In veel bioscopen kan men permanent constateren, dat er gebrek is aan toe zicht, dat er gebrek is aan instructie van het personeel, dat er gebrek is aan opleiding van wat men dan be drijfsleiders noemt. Ik geloof, dat als men op het gebied van de service verlening eens ging beginnen met in structies aan het personeel, opleiding van bedrijfsleiders, dat men dan een groot gedeelte van deze moeilijkheden zou oplossen." Uit de zaal: ,,De produktiviteit van de bioscopen in de provincie lijkt nergens meer op. Daar staat vaak een groot gebouw en dat wordt maar voor een gering deel per week gebruikt. Nu is mij in Dronten, tijdens de voorlich tingsfilmdag van de Amsterdamse Voorlichtingssociëteit, opgevallen hoe een gebouw als De Meerpaal voor allerlei activiteiten wordt gebruikt. Kan dat niet ook met de provincie bioscopen. Kunnen die niet integreren met andere activiteiten, de hele week door. Wordt de rentabiliteit niet gro ter. Een gevaar is, dat de bioscoop tot de ontdekking komt, dat die andere activiteiten méér opbrengen en de oor spronkelijke opzet van het gebouw naar de achtergrond wordt geschoven. Dat is dan een probleem voor een an der en niet voor de exploitant. Kan je uitgaande van een lege ruimte met allerlei bestemmingen niet tot een be tere exploitatiemogelijkheid komen. Dus ook tot beter service aan het publiek?" „LATEN WE ONDERZOEKEN" De heer Pieterse: ,,lk zou naar voren willen brengen, dat je het gevoel krijgt, dat niemand precies weet wat hij moet doen om publiek te trekken, behalve dan enkele uitzonderingen in kleine provincieplaatsen, waar de bioscoop exploitant eigenlijk iedere inwoner per soonlijk kent. Naar mijn gevoel heeft de heer Van Dommelen jr. gelijk als hij zegt „we weten te weinig, we moesten het eigenlijk onderzoeken". Naar mijn gevoel moet je over de wen sen van het publiek, over de program mering, over de service en dergelijke eigenlijk een uitvoerig marktonderzoek houden en dat zou je moeten splitsen in jongeren en ouderen en zelfs in provincie en gemeenten en in grotere steden." VOORLICHTING De heer Frankfurther: ,,lk had willen ingaan op een van de elementen door de sprekers naar voren gebracht, waar eigenlijk tot mijn verbazing door an deren niet op ingehaakt is, te weten het punt van de voorlichting. Juist omdat wij vandaag het voorrecht heb ben iemand van De Bijenkorf in ons midden te hebben, geloof ik dat er geen betere vergelijking mogelijk is dan juist tussen de wijze, waarop De Bijenkorf adverteert en de manier waarop ons vak dat doet. Er zijn goede redenen waarom De Bijenkorf het op de ene manier doet, zoals er wellicht ook redenen bestaan waarom wij het juist helemaal niet op deze toer willen gooien. Als we daarentegen toch één bepaald element van De Bijenkorf ter harte zouden willen nemen, dan is dat het grote verschil tussen het aan prijzen van de waar enerzijds, waarbij we dus strikt uitgaan van hoe goed het is wat men bij ons te verwachten krijgt, en anderzijds de kans geeft aan het publiek om dat voor zichzelf uit te maken door alleen de bouwstenen aan te dragen. Door te zeggen: kijk dit hebben wij en wij nemen daarvoor hoog betaalde tekstschrijvers, maar intussen blijven wij het artikel om schrijven. Het is aan de klant te zeg gen: hé dat zou ik wel eens willen betasten. Hij zou het misschien wel willen kopen. Ik bedoel daarmee, dat de meest dringende reden om naar een film toe te gaan, nog steeds de voorlichting is. Niet de voorlichting aan de grote groep, maar de voor lichting die mij persoonlijk interes seert, waar ik dus uithaal precies die dingen waar het mij om te doen is. Waarin ik (als dat nodig is hoewel ik in Amsterdam woon) ook een film in Haarlem vind, omdat die van mijn woning uit dichterbij is dan in de binnenstad. Een film in Haar lem word ik als Amsterdammer ge acht niet te zien. Ik word zelfs geacht niet te weten dat hij draait. Maar toch is het soms zo, dat als in Am sterdam een film na één week van het programma verdwijnt, dan zou ik die film misschien de week daarop in Haarlem kunnen inhalen, maar dat kan en dat „mag" niet. Ik wil hier pleiten voor een systeem, waarbij de filminhoud verbreiding krijgt. Af sluitend zou ik willen vragen of u mis schien nog eens in ons midden wilt brengen het punt van het creëren van „een informatiekanaal van de theaters gezamenlijk" in een bepaalde regio naar de bewoners van die regio, bij voorbeeld als bijlage van een dagblad, die er eenzelfde verzorgingsgebied op nahoudt en waaruit men dus zijn keus kan maken. Subjectieve informatie, zo als een titel zegt vaak helemaal niets van de inhoud van de film. Laat men om die titel heen kunnen kijken naar waar de film over gaat, hoe hij ge maakt is, door wie, hoe lang hij duurt, of hij in kleur is en nog een paar van die dingen meer." Voorzitter forum: „Dit is een buiten gewoon belangrijk aspect van de ser vice. Deze discussie is ook in de to neelwereld aan de gang, waar óók ge constateerd wordt dat gewoon de in formatie over hetgeen er komt vol strekt onvoldoende is om belangstel ling op te kunnen wekken. Stem uit de zaal: „Dat is misschien waar, maar een gevolg van dergelijke uitvoerige mededeling zal zijn, dat de exploitant in de kleinere plaats ten eeuwige dage zal moeten nadraaien en altijd in de achterhand zit, omdat het publiek geïnformeerd uit kranten en publikaties elders al hetgeen gaat zoe ken, dat hij zien wil." CONCURRENTIE De heer Van Heyst: „Zo zitten we hier dan bij elkaar in dit vak elkaar te be concurreren als ik alles goed beluister. Chanowski Productions N.V. (afdeling Se- lectronic) was vertegenwoordigd met audio visuele apparatuur, waarmede onder andere dia's uit bioscoopfilms werden vertoond. Tevens was een compact toestel aanwezig voor een ononderbroken vertoning van 8mm- trailers. In halls van bioscopen zou het ge bruik van dusdanige apparaten attraktief kunnen zijn.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 31