„mogelijke gedragingen". U dat te illustreren wil ik met u twee foyers bekijken. Ik heb eens een foyer meegemaakt, een hele goede, in een nieuw theater en die zag er als ruimte heel fijn uit. Toch was daar iets misgegaan. Het publiek, dat uit een lawaaierige film in de pauze de foyer inkwam, werd gezet aan lange witte tafels waar ze met z'n achten aan weerszijden zaten, met een aantal tafels achter elkaar. Laaghangende lampen daarboven, die net iets te hoog hingen, waardoor de mensen in schel licht zaten te kijken. Wat gebeurde er. Die foyer was dood stil er was geen muziek op de achtergrond het gevolg was, dat het publiek daar als een zwijgende massa zijn koffie zat op te drinken. Op de een of andere manier ging daar iets mis in die ruimte. Het was stil, men zat in het felle licht. Men durfde niet zo gauw een gesprek te beginnen en daardoor is de belevenis van in zo'n foyer zijn, een pauze houden, eigenlijk teruggebracht tot het meest elementaire: een kopje koffie drinken en dan maar weer gauw naar binnen. Met die foyer voor ogen heb ik zelf een foyer moeten maken, waarbij ik dacht laat ik dat eens anders pro beren. Ik heb er toen een gemaakt, waarbij ik het publiek niet op stoelen liet zitten maar op ronde krukjes. Die krukjes zette ik in kringen om een tafeltje heen. In een wijde kring. Maar zodanig dat elk segment van iedere kring weer aansloot aan een andere. Gevolg, dat daardoor het publiek door elkaar heen gemixed wordt. Een ge deelte in zo'n kring zit met zijn rug naar dat tafeltje toe, want dat hoort bij een andere kring. COMMUNICATIE Gevolg: de mogelijkheid tot communi catie is groter geworden. Als je je half omdraait behoor je opeens tot een andere kring. Als er opmerkingen over de film gemaakt worden, kan men met wildvreemde mensen ge makkelijker praten. Uit uw privé-situatie kent u dit soort voorbeelden. Als u een feest zou ge ven voor veel mensen, en u zou een diner organiseren waarbij ze allemaal aan tafel zitten waar wildvreemde mensen vlak naast mekaar komen te zitten dan komt dat feest moeizaam op gang. De mensen kennen elkaar niet. Het duurt een hele tijd, voordat je eigen lijk pas een beetje op de hoogte bent van iets dat gemeenschappelijk ge noeg is om het gesprek gaande te houden. Meestal ben je dan al aan het dessert toe. Als je eenzelfde feest zo zou organi seren waar iedereen zichzelf bedient, dan is er geloop, men is bezig. Men kan discussiëren over wat men wil eten en wat men niet wil eten. Men gaat zitten bij wie men wil en het feest is eigenlijk al gemaakt. Ik wil maar zeggen, dat het helemaal niet een kwestie is van: wij moeten een zaal hebben met stoelen en wij moeten een foyer hebben waar men kan zitten. Wij moeten ons realiseren dat wij het publiek gedragingen kun nen opdringen. Ik zou dus nu willen pleiten om los te komen van de din gen, die het publiek gedragingen op dringt. Dat u zich vrij laat gaan in het fantaseren, los van traditie. Fantase ren over heel andere mogelijkheden, waar het publiek nu nog misschien niet aan toe is, maar waar je van zou zeggen: dat kan erin zitten dat het publiek dat wel geweldig gaat vinden. Dan moet je je losmaken van de op merking van ,,ja, maar, dat kan niet" of iets in die geest. Ik geloof, dat dat de waarde is van het brainstormen, waarin je de meest krankzinnige ideeën tevoorschijn tovert, waarmee er misschien eens één uitkomt waar van je zegt, verdraaid, dat is toch wel heel goed. Laat ik u een voorbeeld geven: Stel dat het publiek helemaal niet meer gewoon wil zitten in stoelen, maar in lange luie ligstoelen. Dat kan best. Het publiek is erg op gemak gesteld op het ogenblik. Lang naar een film kijken is soms een bezoeking als dat in rechte stoelen moet gebeuren. Wat zou je moeten doen? Dan zeg je: Ja, dat kan niet, ik heb geen ruimte. Dat is een technisch probleem, dat niet mag meespelen in de fantasie over zo'n ruimte. Je kunt ook zeggen: ja, maar dan struikelen de mensen over eikaars benen. Ook dat is een kwestie die architectonisch is op te lossen. De brandweer kan bezwaren maken. Ja, dat is best mogelijk, maar de tij den veranderen en de brandweervoor schriften zullen ook wel weer eens veranderen. Maar wat een mogelijk heden geeft het. Stel voor, dat je lange ligstoelen maakt. Dan kan je niet meer op de muur projecteren. En waarom projec teren we dan niet tegen het plafond? Een heel groot beeld, wat voor ieder een te zien is. Niemand zit in je beeld. Je kan het zo groot maken als je wilt. Zo groot als je plafond is. Dat moet een geweldige belevenis zijn. We gaan dan natuurlijk wel anders te werk. De cabine kan niet meer zitten op die plaats waar hij nu is. Die zal dan niet achter de zaal, maar ónder de zaal moeten zijn. We zouden kunnen voorstellen, dat je een zaal maakt waar verschillende films tegelijk ge projecteerd worden. We hebben dat eigenlijk al wel eens gezien. Alleen nog niet helemaal zoals ik het bedoel. Een zaal waar men projecteert met meerdere projectoren. Dit is niet zo nieuw. Het oorspronke lijke Cinerama-systeem had het, maar die drie projectoren, die vormden weer met z'n drieën één beeld. Ik heb ook eens zo'n film gezien in het Bouw Centrum in Rotterdam. Daar werden inderdaad met drie projectoren drie geheel afzonderlijke films vertoond. Toch bleken die dan ergens in ver band met elkaar te staan. Ook dat was iets waardoor de ruimte bepaald werd. Je kon niet meer op een vaste plaats gaan zitten. Je moest ruimte maken. Je moest dan eens hier dan eens daar gaan zitten om de ene film of de andere beter te bekijken. KEUS Die ongedwongenheid, die het publiek zo graag wil hebben, die was daar aanwezig. Ik kan me zelfs voorstellen, dat je doorgaat, we willen de mensen de keus laten in een grote ruimte om naar verschillende films te kijken. Dan moet je ze wel zó projecteren, dat het ene beeld niet het andere hindert. Dat is ook wel weer technisch op te lossen. Ik moet zelfs het geluid uit draaien, maar waarom niet? Wij zijn gewend in congressen met grote kop telefoons uit verschillende vertalingen te kiezen tijdens meertalige congres sen, waarbij je gewoon een schake laartje overzet van het ene program ma naar het andere. Waarom niet een stereo-koptelefoon voor iedereen die overschakelt van film naar film, zodat hij keuze kan maken welke film hij het leukst vindt. Ik hoor uw gedachten al kraken: dat kan niet, want als je dan begonnen bent in de ene film, dan mis je een stuk van de andere. Maar dat is op te lossen door ze na elkaar, of hoe dan ook, te laten beginnen in het kort, zodat de mensen het allemaal eerst eens kunnen aanzien wat ze leuk vinden. Ik kan me voorstellen, dat mensen die thuis gezellig naar de televisie zitten willen kijken voorzover je dat dan gezellig kunt noemen in een lichte kamer, in een kamer waar licht op is. Ze krijgen een kopje koffie. Waarom zetten wij ze IV2 uur in het stikdon- ker? Je kunt best zodanig verlichten, dat dat geen invloed heeft op het scherm. Je zou zelfs tijdens de voor stelling een kopje koffie kunnen aan bieden. Wat is daar tegen? Gerammel van kopjes. Ja, maar men zit prettiger misschien. De tijd van het Journaaltheater is, dacht ik, voorbij door de televisie. Maar ik kan me voorstellen, dat er iets anders voor in de plaats kan komen dan een gewoon filmtheater. Je leest zoveel over de korte films die er zijn. Ik kan me voorstellen, dat je zegt: nou, ik ga een klein theatertje bouwen, maar dan ook een waar men in korte tijd korte films kan zien. Maar waar bouw je die dingen dan? In warenhuizen, middenin ergens? Zou best kunnen, of in winkelcentra. Dat gebeurt natuurlijk toch eigenlijk al wel. In Utrecht stond vroeger een trein wagon op het station. Waarom doen we dat niet meer? Er zijn veel mensen die lang moeten wachten. Waarom geen kleine theaters, kleine bioscopen waar men korte films Nederlandse of buitenlandse kan zien. Waarom koppelen we niet eens een wagon aan een trein, een buitenlandse trein, waar men films kan zien. Er zit toch ook een restauratierijtuig aan de trein.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 9