Beslissingen Commissie Nieuwe Zaken
Toelating lidmaatschap
achterstand op het gebied van de Bondsbijdragen en de in
zending van afrekenstaten voor een belangrijk deel moet
worden toegeschreven aan ziekte van de betrokkene;
dat het achterstallige bedrag gelijktijdig met de ontvangst
van genoemde brief in het bezit is gekomen van het Boncle-
burcau;
Dat het Hoofdbestuur begrip heeft voor de moeilijkheden
waarvan in de brief wordt gewaagd, doch dat de ontstane
grote achterstand in het kader van de bewuste reglementaire
voorschriften nu eenmaal niet kan worden aanvaard, nog af
gezien van de omstandigheid, dat betrokkene nimmer heeft
gereageerd op de aanmaningen die hem van Bondswege zijn
gezonden.
dat het Hoofdbestuur ondanks de ernst van deze overtre
dingen van het Contributiereglement en het Bumaregle-
ment niettemin ditmaal nog heeft willen volstaan met, con
form arikel 18 der Statuten, het opleggen van de straf van
waarschuwing, met dien verstande dat wanneer betrokkene
in gebreke blijft met de naleving van de reglementen in
kwestie, bij een volgende disciplinaire behandeling met de
straf van uitsluiting dient rekening te worden gehouden.
(4) Terzake van het feit:
dat de heer M. J. Sintenie, Dorpsstraat 201 te Noord-
Scharwoude in gebreke is gebleven met de voldoening
van contributie en Bumabijdragen, alsmede met de in
zending van afrekenstaten, en bijgevolg in strijd heeft
gehandeld met het Contributiereglement en het Bumaregle-
ment, heeft het Hoofdbestuur besloten de heer Sintenie
ingaande 9 mei 1972 op grond van artikel 15 der Statuten
de straf van uitsluiting op te leggen, met dien verstande,
dat de uitsluiting zal worden opgeheven steeds wanneer hij
aan zijn verplichtingen jegens de Bond, uit welken hoofde
ook, blijkt te hebben voldaan. Aan een zodanige opheffing
wordt als algemene voorwaarde verbonden, dat hij niet op
nieuw in gebreke blijft met de stipte nakoming van zijn ver
plichtingen ten opzichte van de Bond, in dier voege, dat bij
niet-vervulling van deze voorwaarde de uitsluiting zonder
verdere kennisgeving zal herleven. De totale periode van
uitsluiting zal niet meer dan zes maanden bedragen.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegin
gen:
dat het Hoofdbestuur hem wegens overtreding van het
Contributiereglement en het Bumareglement bij beslissing
van 5 oktober 1971 de straf van waarschuwing heeft opge
legd, waarbij het Hoofdbestuur nadrukkelijk heeft gesteld,
dat, wanneer hij opnieuw in gebreke zou blijven met de
naleving van de reglementen in kwestie, bij een volgende
disciplinaire behandeling met de straf van uitsluiting dient
rekening te worden gehouden;
dat het Hoofdbestuur heeft geconstateerd, dat hij over het
tijdvak van 30 december 1971 tot 30 maart 1972 geen Bonds
bijdragen heeft voldaan en dat hij over de vertoningsweken
van 9 tot 30 maart 1972 geen afrekenstaten heeft ingezon
den;
dat het Hoofdbestuur hem in verband met deze nieuwe over
tredingen krachtens artikel 18 der Statuten op 10 april 1972
heeft verhoord, waarbij hij heeft toegegeven genoemde reg
lementen opnieuw te hebben overtreden;
dat het Hoofdbestuur deze reeks van overtredingen aan de
ene kant en de geest van onverschilligheid die daaruit
spreekt ten opzichte van de naleving van de reglementen en
de door het Hoofdbestuur te vervullen uitvoerende taken aan
de andere kant van zo ernstige aard acht, dat het heeft be
sloten hem de straf van uitsluiting op te leggen, zij het, dat
het Hoofdbestuur bereid is tot een voorwaardelijke opheffing
van deze uitsluiting over te gaan, steeds wanneer en zolang
mocht blijken, dat hij zijn verplichtingen jegens de Bond,
geen enkele uitgezonderd, heeft nageleefd, in dier voege,
dat de totale periode van uitsluiting niet meer dan zes maan
den zal bedragen.
De Commissie Nieuwe Zaken heeft op 22 september 1971 besloten
toestemming te verlenen als bedoeld in artikel 7 van het Algemeen
Bedrijfsreglement aan:
de N.V. Verenigde Nederlandse Bioscopen te Leeuwarden, tot het
exploiteren van een nieuwe permanente bioscoop-A op het daartoe
te verbouwen balcongedeelte van de Cinema Palace, aldaar;
Rob du Mée/Parkfilm N.V. (thans genaamd Parkfilm N.V.) te Am
sterdam, tot het gaan exploiteren van een filmproduktiezaak voor
de bedrijfstakken a en e;
op 25 oktober 1971 heeft zij toestemming verleend als hiervoor-
bedoeld aan de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van een Bioscoop
bedrijf v/h J. H. Koorevaar te Sliedrecht, tot het gaan exploiteren
van een permanente bioscoop-A op het daartoe te verbouwen en
door te trekken balcongedeelte van het voormalige Thalia Theater
te Sliedrecht;
op 5 november 1971 heeft de Commissie besloten toestemming als
hiervoorbedoeld te verlenen aan de Filmproduktiemaatschappij
„Amsterdam" N.V. te Amsterdam, tot het gaan exploiteren van een
filmverhuurkantoor voor de bedrijfstak a.
op 3 maart 1972 heeft de commissie toestemming als hiervoorbe
doeld verleend aan:
de N.V. Bioscoopmaatschappij „Palace" te Maastricht tot het gaan
exploiteren van een nieuwe permanente bioscoop-A door splitsing
van de benedenzaal van de Cinema Palace aldaar in twee bioscopen;
de Firma Het Knijpke (firmanten J. H. J. Teunissen en J. N. M. Vlie
gen) tot het gaan exploiteren van een nieuwe permanente b'oscoop-
A in „Het Knijpke" aan de Bernardusstraat 13-15 te Maastricht;
de heer R. Wijsmuller, Prinsevinkenpark 1 te 's-Gravenhage tot het
gaan exploiteren van een filmverhuurkantoor voor de bedrijfstak a.
Beslissing Commissie Beroep Nieuwe Zaken
De Commissie Beroep Nieuwe Zaken heeft op 12 mei 1972 behan
deld een hoger beroep van het Bestuur der Bedrijfsafdeling Film
verhuurders tegen de beslissing der Commissie Nieuwe Zaken waar
bij aan de heer R. Wijsmuller te 's-Gravenhage toestemming was
verleend tot het exploiteren van een filmverhuurkantoor (bedrijfs
tak a).
De beroepscommissie heeft deze beclissing bevestigd.
Tot het lidmaatschap van de Bond zijn toegelaten:
de N.V. City Film Verhuur Maatschappij, Nieuwstraat 24 te 's-Gra
venhage;
de heer H. Berg, Viervantstraat 184 te Rotterdam-1 7, exploitant van
het Passage Theater te Schiedam;
de Firma Groot en Wiebring, postbus 110 te Hoorn, exploitante van
het Victoria Theater aldaar;
de heer A. C. H. Benner, Lieve Vrouwestraat 25 te Bergen op
Zoom, exploitant van het Luxor Theater, aldaar;
de heer T. Rienks, Meidoornweg 8, Amsterdam-N, exploitant van
het Zonnehuistheater aldaar;
de heren B. A. C. van der Knaap, Langstraat 32, te Wassenaar,
exploitant van het Astra Theater aldaar;
de N.V, Maatschappij tot Exploitatie van een Bioscoopbedrijf v/h
J. H. Koorevaar (directeuren W. P. Koorevaar en H. A. Koorevaar),
Dr. Langeveltplein 28 te Sliedrecht, exploitante van het Thalia
Theater, aldaar;
de Stichting Singer Memorial Foundation, (leider/directeur: A. J.
Berman) Oude Drift 1 te Laren (N.H.), exploitante van de perma
nente bioscoop-B Singer Concertzaal, aldaar;
Parkfilm N.V. (directeuren: R. A. P. du Mée en F. de Smit), Sar-
phatipark 92 te Amsterdam, exploitante van een filmproduktiezaak
aldaar;
16