BONDSRAAD
december 1971
Wijziging Algemeen Bedrijfsreglement
Van de 36 leden van de Bondsraad waren er acht af
wezig, toen de Bondsvoorzitter, de heer J. G. J. Bos
man, de buitengewone vergadering van deze Raad op
dinsdag, 14 december 1971 in het Hilton Hotel te
Amsterdam opende. Als toehoorders waren verschil
lende Bondsleden aanwezig, waaronder de beide oud-
voorzitters en ereleden, de heren Joh. Miedema en
C. S. Roem.
Het eerst kwam aan de orde een voorstel van het Hoofd
bestuur om het Reglement Filmvertoning voor onbeperkte
tijd te continueren. Dit reglement bevat nauwkeurige bepa
lingen terzake van het aantal per bioscoop, per voorstel
ling en per week te vertonen hoofdfilms, waarbij onder
scheid is gemaakt tussen de normale avondvoorstellingen,
ochtend- en middag- en nachtvoorstellingen. In de loop der
jaren zijn deze bepalingen herhaaldelijk aan de ontwikke
lingen op het gebied van de bioscoopexploitatie aangepast.
Nu het reglement bevredigend werkt, verdient consolidatie
de voorkeur. Het voorstel van het Hoofdbestuur waarop
trouwens geen enkel amendement was ingediend werd
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Algemeen Bedrijfsreglement
Het tweede voorstel van het Hoofdbestuur was gericht op
het aanbrengen van verschillende wijzigingen in het Alge
meen Bedrijfsreglement. Aan de toelichting op dit voorstel
ontlenen wij het volgende: In de praktijk van het vestigings
beleid heeft zich de behoefte doen gevoelen aan een meer
specifieke omschrijving van de normen, die bij de behande
ling van aanvragen om toestemming tot het gaan exploite
ren van nieuwe bedrijven en bedrijfstakken door de Com
missies Nieuwe Zaken dienen te worden gehanteerd. Met
name wordt hier gedoeld op de eisen van kredietwaardig
heid, vakbekwaamheid en handelskennis. Verder beoogt
de wijziging van dit reglement een aanpassing, welke nood
zakelijk is geworden wegens de herstructurering van de
Bond en de ontwikkeling van een nieuwe vorm van bedrijf,
te weten de autobioscoop.
Met betrekking tot de nieuwe formulering van artikel 3 van
het reglement was door de Bedrijfsafdeling Filmverhuur
ders de vraag gesteld, of de voorgeschreven beschikbaar
heid van een geschikt gebouw (in plaats van een „zaal"
zoals vroeger voorgeschreven) om toestemming te verkrij
gen voor het gaan exploiteren van een permanente bios
coop niet een ongewenste beperking inhoudt. Het Hoofd
bestuur bleek echter de mening te zijn toegedaan, dat de
beschikking hebben over een gebouw niet verder behoeft
te gaan dan dat gedeelte van het gebouw dat nodig is om
de bioscoopexploitatie uit te oefenen. Aangezien de Bonds
raad deze mening deelde, werd de door het Hoofdbestuur
voorgestelde formulering van artikel 3A onder a. en b. goed
gekeurd.
Wat artikel 3B.b. (reizende bioscopen) betreft, heeft de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders er de aandacht op geves
tigd, dat de filmverhuurders ingevolge het Bedrijfsbesluit
inzake Reizende Bioscopen bevoegd zijn om een film aan
een reizende bioscoop te verhuren ter vertoning in een
plaats waar een of meer permanente bioscopen zijn geves
tigd, nadat drie maanden zijn verstreken sedert het uitko
men van die film in Nederland is aangekondigd, zonder dat
met een der in die plaats permanent gevestigde bioscopen
een huurovereenkomst voor die film is tot stand gebracht.
Naar de mening van de Afdeling zou deze bepaling haar
effect volledig verliezen, indien de reizende bioscoop zich
zou houden aan artikel 3B.b. van het nieuwe Algemeen
Bedrijfsreglement, waarin staat dat de reizende bioscoop
in gemeenten waar een of meer permanente bioscopen wor
den geëxploiteerd alleen voorstellingen mag geven op
plaatsen, die tenmniste 5 km zijn verwijderd van de dichtst
bijzijnde bioscoop in de desbetreffende gemeente. De Af
deling wilde aannemen, dat het niet de bedoeling is ge
weest het Bedrijfsbesluit inzake Reizende Bioscopen ach
ter te stellen bij het Algemeen Bedrijfsreglement, althans
niet wat de onderhavige bepaling betreft, en dat dus de
filmverhuurder zijn bevoegdheid behoudt als hiervoren is
aangeduid dat de reizende bioscoop in dat geval de film
kan vertonen in de gemeenten waar permanente bioscopen
zijn gevestigd, ook op plaatsen die minder dan 5 km van de
dichtsbijzijnde bioscoop zijn verwijderd.
Daarmede bleek de Raad het eens te zijn. Besloten werd
vast te stellen, dat het bepaalde in het nieuwe artikel 3B.b.
van het Algemeen Bedrijfsreglement geen afbreuk doet aan
de bevoegdheden van de filmverhuurders en van de reizen
de bioscopen als omschreven in artikel 2a van het Bedrijfs
besluit inzake Reizende Bioscopen.
Overeenkomstig een amendement van de Exploitantenraad,
maar volgens de formulering waaraan het Hoofdbestuur de
voorkeur bleek te geven, werd besloten ten aanzien van de
eis van kredietwaardigheid, waaraan de aanvrager van een
nieuwe zaak moet voldoen, artikel 8 sub a.1 als volgt te
doen luiden: „kredietwaardigheid hieruit blijkende dat hij,
gelet op een desbetreffende schriftelijke verklaring van een
register-accountant de beschikking heeft over voldoende
bedrijfskapitaal om het bedrijf of de bedrijfstak te kunnen
vestigen en gedurende een jaar te kunnen exploiteren".
Verder werd overeenkomstig een amendement van de Ex
ploitantenraad besloten de termijn van veertien dagen voor
het instellen van beroep in artikel 9C te wijzigen in eenen
twintig dagen en hieraan toe te voegen: „De datum van
ontvangst van het beroepschrift op het Bondsbureau geldt
als datum van instelling van het hoger beroep, wordt op het
beroepschrift aangetekend en geldt als volledig bewijs van
die datum".
Op voorstel van het Hoofdbestuur is hierna besloten in de
artikelen 11 en 13 van het nieuwe Algemeen Bedrijfsregle
ment te bepalen, dat het Hoofdbestuur jaarlijks vaststelt,
welke bedragen door aanvragers van de vereiste toestem
ming respectievelijk bij het aanhangig maken van hoger
beroep moeten worden gestort.
Tenslotte is het nieuwe Algemeen Bedrijfsreglement met
de hiervorenbedoelde reeds aangenomen wijzigingen in zijn
geheel goedgekeurd.
Technische Commissie
Eveneens werd aangenomen het voorstel van het Hoofd
bestuur tot vaststelling van een nieuw Reglement op de
Technische Commissie, nadat waren goedgekeurd enige
amendementen van de Exploitantenraad op de artikelen 1,
2 en 5, respectievelijk betreffende: 1. de mogelijkheid om in
plaats van een architect een andere deskundige op het ge
bied van de bouwkunde tot lid van de Technische Commis
sie te benoemen; 2. het raadplegen door het Hoofdbestuur
van de Technische Commissie bij het beoordelen van in
schrijvingen van bestaande zaken in het Bedrijfsregister,