Bij een afscheid In een bijeenkomst van bestuur, oud-bestuursleden, docen ten en studenten heeft de heer J. G. J. Bosman, vergezeld van zijn echtgenote afscheid genomen van zijn functies als bestuurder en lid van het Curatorium van de Nederlandse Filmacademie, van welke academie hij mede-oprichter is. Er was grote belangstelling van jongeren en ouderen. De eerste directeur Prof. Dr. J. L. M. Peters, was er met Me vrouw Peters speciaal voor uit Leuven gekomen. Voorts waren er, behalve Voorzitter en leden van het Curatorium, de Voorzitter van de Raad voor de Kunst, Prof. Dr. Ph. J. Idenburg, de filmcritici A. van Domburg en Ch. Boost, en de Directeur van de Nederlandse Bioscoopbond, de heer J. Th. van Taalingen. Het Departement van Onderwijs en Wetenschappen was vertegenwoordigd door de inspecteur, de heer H. F. M. Houtman. De Directeur van de Filmacademie, de heer Anton Koolhaas, heeft in bijzonder hartelijke bewoordingen de gevoelens vertolkt van allen die met de academie nauw verbonden zijn. „Wij zijn vanavond gekomen om Caesar te prijzen', aldus de heer Koolhaas. ,,ln het algemeen is dat voor hem dan uit kijken geblazen, maar nu kan het gemakkelijk, want hij gaat uit zichzelf weg. Althans van ons. Maar binnenkort ook van anderen, die trouwens ook wel bijeen zulen komen om hem te prijzen, want de heer Bosman heeft zijn hele leven zo hard gewerkt voor allerlei dingen, bonden, commissies en instellingen, dat zijn privébestaan er goeddeels bij in is geschoten. Wij in de Filmacademie, U in de zaal, wij weten wel dat de heer Bosman samen met Prof. Peters aan de nauwelijks beklede wieg van deze school heeft gestaan en dat hij, als je in aanmerking neemt hoe de school begon en hoe hij nu is, zeer veel voor de academicie gedaan moet hebben als secretaris-penningmeester van het Bestuur en Secretaris van het Curatorium. Maar hoe nu precies, dat weet niet iedereen. De combinatie van curator en bestuurslid is een van die combinaties van inwendige secretie die zeer nuttig kunnen zijn. Immers het Curatorium adviseert het Bestuur en daarmee Boeman, Bosman. De Filmacademie is daar een eind mee gekomen. Evenals de Bioscoopbond trouwens, waar de combinatie Voorzitter en Directeur ook tijdverlies bij het behalen van resultaten kon beperken. Het schrijven van brieven aan zichzelf wordt altijd opgevat als een teken van jammerlijke eenzaamheid, maar dat is in zijn geval niet zo. Het aantal vergaderingen in Uw leven, representatieve verplichtingen, onderhandelingen, is onvoor stelbaar groot geweest, evenals het getal van de initiatieven die U op zoveel gebieden heeft genomen. Die dingen sluiten eenzaamheid overigens niet uit en als doordouwer van ini tiatieven zult U vaak grote eenzaamheid gekend hebben, zeker wanneer degene in wier belang die initiatieven ge nomen werden, zich daartegen verzetten. U is iemand die uit de journalistiek in de filmwereld is gekomen. Ik neem aan dat hier veel initiatieven een gevolg van zijn, die U buiten de zakelijke sfeer van het filmbedrijf en soms tegen die pure zakelijkheid in hebt genomen. U kende namelijk ook andere sferen en U heeft talrijke ver bindingen gelegd tussen bedrijf en de rest van de wereld, die bij puur zakelijke belangen wel eens groter is dan een bedrijf denkt Al doende is U iemand geworden met een bestuurlijke er varing waar iedereen telkens weer van opkijkt en verder met een vergadertechniek die waarschijnlijk uniek is in ons land, omdat U vrijwel altijd vergaderde in een kring van allerminst parallelle en doorgaans zelfs tegenstrijdige belangen." Spreker gaf hierna een met humor gelardeerde karakter schets van de heer Bosman, daarbij zijn werkzaamheid op velerlei terrein memorerend, en sprak vervolgens: ,,Pro- duktiefonds en subsidieregelingen voor de Nederlandse film, bij al deze zaken was U in sterke mate betrokken. Ze lieten U eenvoudig geen rust, zomin als een primeur een journalist. Het Filminstituut begon zijn werk, uit het instituut kwam de academie onder het wisselend motto „vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven onze schuldenaren" en be ogend het niveau van degenen die een boodschap hadden aan film, te verhogen. Nu is „niveau verhogen" een vreemde pretentie, zeker omdat ten tijde van de oprichting van de school in 1958 al zoveel Nederlandse filmers een zeer hoog niveau bleken te be zitten. Het werd dus overwegend een kwestie van het leggen van een ondergrond van kennis en inzichten, een, verruiming van horizon en het opsporen van talenten. De school werd een ingang tot dat stuk kille maatschappij, waarin het compartiment filmwereld dan bovendien nog aardig en voortdurend op de tocht staat. Zoals gezegd tot de oprichting van de school heeft U een beslissende bijdrage geleverd, evenals tot de groei, maar bovendien was U dan ook weer een animator van jonge talenten van het Pro ductiefonds uit en interesseerde U zich en daar kunnen vele oud-ieerlingen van meepraten zich zeer wezenlijk voor hun prestaties en trachtte U ze vaak (daarbij grote verantwoordelijkheid op U nemend) vooruit te helpen. Er is wat tegen U aangeouwehoerd op basis van uiterst vage bedoelingen, maar U bracht het geduld op en kende mede daardoor de verrukkingen van talent te kunnen helpen." Na een persoonlijk woord van vriendschap besloot de heer Koolhaas zijn met daverend applaus ontvangen rede aldus: „Het lijkt me buitengewoon moeilijk voor je om afscheid te nemen. Ook van ons hier. Niet omdat wij hier op onze school ons gezelschap zelf zo verkwikkend vinden, maar omdat je met Peters een academie op gang hebt gebracht die zichtbare gevolgen heeft in de maatschappij en in de cultuur van ons land. De verwevenheid daarvan is niet al te groot en wordt door sommigen zelfs aangevochten als een noodzaak. Ten onrechte. Een mens wordt geboren en sterft na een aantal jaren. In die tussentijd maakt hij deel uit van de maatschappij, die alle levenden bevat. Een meerderheid leert lezen en schrijven. Het meest kenmerkend verschil tussen mensen en dieren is dat de mensen ervaringen kunnen vastleggen in schrift bijvoorbeeld of op film en die daardoor kunnen door geven aan een volgende, of aan volgende generaties. Die ervaringen komen van elk gebied van geestelijke acti viteit van de mensen. Behalve dat zij nuttig kunnen zijn voor mensen van volgende generaties, kunnen ze ook veel betekenen voor de levende generaties die de huidige maat schappij vormen. Het is stupide om zich af te vragen of in de huidige maatschappij kennisnemen van het ervaren van medemensen (nog wel) zin heeft. Wie er geen behoefte aan heeft, hoeft niet, maar roept zichzelf uit tot een ezel; of eigen lijk tot een dode ezel. Want een levende stoot zich in het gemeen gelijk het spreekwoord luidtniet twee keer aan dezelfde steen en gebruikt zijn ervaringen, die hij zelf alle maal moet gehad hebben, in tegenstelling tot levende men sen die er door overdracht aan kunnen komen. Kunst opent een ervaringswereld van geesten die in ver hevigde mate open staan voor het meest wezenlijke in hun gevoelens en zich in het algemeen de moeite geven hun ervaren te duiden en in steeds nieuwe rangschikkingen zin vol over te dragen. Zij vinden lezers of kijkers die hier be langstelling voor hebben, wier ervaringswereld wordt ver groot en wier emotioneel of wijsgerig bestaan erdoor wordt verrijkt. Ook vindt er een overdracht van gevoelens en ideeën door plaats, die in hoge mate vruchtbaar kunnen 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 11