werk van eigen bodem dan voor de buitenlandse filmpro- dukten. Alleen al in 1971 brachten de bioscopen ƒ6 miljoen op aan rechten voor Nederlandse films. De Bondsvoorzitter concludeerde, dat het met de zoge naamde mislukkingen waarvan het verslag van de Reken kamer melding maakte, ook anderszins nogal losloopt. Ge middeld genomen worden de gesubsidieerde Nederlandse speelfims in de afgelopen 15 jaren door 340.000 personen bezocht, die circa ƒ800.000,aan toegangsgelden be taalden. De heer Bosman stelde, dat dergelijke gemiddel den een veelvoud uitmaken van de cijfers betreffende welk ander theatergebeuren ook. De Bondsvoorzitter kwam aan het slot van zijn toespraak terug op het werkbezoek, dat de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de Amsterdamse film wereld heeft gebracht. „Mogelijk hebben wij bij die ge legenheid veel van de onjuiste of onvolledige informatie ons bedrijf betreffende kunnen herstellen door deskundige voorlichting en rapportering." De Bondsvoorzitter achtte het nuttig, dat de Kamer op soortgelijke wijze informatie zou kunnen worden verstrekt. Jaarstukken Na de openingsspeech van de Bondsvoorzitter, die met veel aandacht werd gevolgd, kwamen aan de orde de no tulen van de op 14 december 1971 gehouden buitengewone vergadering van de Bondsraad. Deze notulen werden onge wijzigd vastgesteld. De Bondsraad verleende vervolgens dispensatie van het bepaalde in artikel 12 der Statuten met betrekking tot het houden van de jaarlijkse vergadering vóór of op 15 mei. Het jaarverslag van de Bond over 1971 werd onder dank zegging aan de Bondsdirecteur en zijn medewerkers voor de samenstelling goedgekeurd. Met de Rekening en Verantwoording van het financieel beheer over 1971 stemde de Bondsraad in, waarmede alle leden van het Hoofdbestuur voor het in dat jaar gehouden geldelijke beheer werden gedechargeerd. De Bondsvoor zitter dankte de Penningmeester, de heer J. Nijland, voor diens financiële beleid. Conform het voorstel van het Hoofdbestuur werd besloten het batig saldo over 1971 deels toe te voegen aan de algemene reserve voor publici teit, deels aan te wenden als een voorziening ten behoeve van de jaarlijkse afdracht aan het Productiefonds voor Nederlandse Films. De contributie over 1972 werd wederom bepaald op 1 van de omzet, met dien verstande, dat de minimum-contri- butie voor de leden-filmproducenten en de leden-exploi- tanten van een filmlaboratorium of een filmstudio door het Hoofdbestuur wordt bepaald aan de hand van een indeling in zes klassen op basis van geverifieerde omzetgegevens inzake een nader door het Hoofdbestuur aan te wijzen jaar, zulks aanvangende met ƒ550,en oplopende tot ƒ1.000,—. Overeenkomstig het Hoofdbestuursvoorstel werd besloten een bedrag van ten hoogste ƒ200.000,beschikbaar te stellen ten behoeve van het Productiefonds voor Neder landse films. Deze bijdrage wordt geput uit de afdracht aan de Weerstandskas van 171/2 van de contributie en, zo nodig, uit de voorziening die door de desbetreffende bestemming van het batig saldo over 1971 is getroffen. Voorts werd besloten uit het kapitaal van de Weerstands kas gedurende 1972 bedragen tot een maximum van ƒ500.000,in totaal tijdelijk beschikbaar te stellen ten behoeve van filmproductenten die bijdragen ontvangen van het Productiefonds voor Nederlandse Films. Reglementsvoorstellen Door het Hoofdbestuur was een voorstel bij de Bondsraad aanhangig gemaakt tot wijziging van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten, het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders en het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmproductie. Met deze wijziging werd Vooraan van links naar rechts: de heren F. A. van Opber gen, C. van Liere, Drs. C. A. Voskuil en H. Miedema. beoogd de benoemingstermijnen voor de organen van de Bond te synchroniseren. Dit voorstel werd door de Bonds raad met algemene stemmen aangenomen. De Bondsvoorzitter stelde hierna aan de orde een voorstel van het Hoofdbestuur tot vaststelling van een gewijzigd Reglement op de Lijst van Geen Bezwaar. Dit voorstel had ten doel het reglement inhoudelijk en redactioneel aan te passen. Bij monde van de heer W. Hemelraad werd namens de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders verzocht toe te staan, dat ter vergadering door deze bedrijfsafdeling amendementen werden ingediend op het voorstel. De Bondsraad ging hiermede akkoord met de daarvoor ver eiste gekwalificeerde meerderheid. De amendementen van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, nader mondeling toe gelicht door de heer Hemelraad, beoogden een algemene exceptieregeling voor zogenaamde voorstelingen in de huiselijke kring, een verkorting van de in het voorstel neer gelegde termijn van twee jaar tot achttien maanden en een beroepmogel ijkheid. De heren H. Miedema, J. van Dommelen en C. Geerts verklaarden mede namens de Afdelingen B, C en D, dat zij met name bezwaar hadden tegen de verkorting van de termijn. De Bondsvoorzitter merkte op, dat het reglement in kwestie tot nu toe voornamelijk werkt ten gunste van de filmver huurders. De bioscoopexploitanten vragen zelden of nooit excepties. Dit moet bij de beoordeling van het voorstel mede in aanmerking worden genomen. Dit voorstel heeft ten doel de wat arbitraire besluitvorming omtrent de plaat sing op de Lijst van Geen Bezwaar te vervangen door meer algemene normen. Deze normen sluiten aan bij de praktijk en beogen slechts excessieve ontwikkelingen tegen te gaan. De Bondsdirecteur, de heer J. Th. van Taalingen, voegde hieraan toe, dat het Hoofdbestuur zich voorstelt uitvoe ringsmaatregelen te treffen, waardoor de door de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders verlangde algemene exceptie regeling voor een belangrijk deel al zal worden gereali seerd. Een reglementaire vastlegging past niet in het kader van het voorstel en heeft bovendien het nadeel, dat zij door de detaillering te weinig speelruimte biedt. Aan een beroepmogelijkheid bestaat naar het oordeel van het Hoofdbestuur geen behoefte meer, nu er algemene normen komen. Natuurlijk staat het de Bondsraad vrij, aldus de Bondsdirecteur, om het Hoofdbestuur over het gevoerde beleid ter verantwoording te roepen. Na een schorsing van de vergadering op verzoek van de heer J. P. M. A. Smulders, voorzitter van de Bedrijfsafde ling Filmverhuurders, deelde deze mede, dat de filmverhuur ders in de Bondsraad aan een compromis willen mee werken. Gezien de nadere toelichting vanwege het Hoofd bestuur zijn zij bereid, zo verklaarde de heer Smulders, van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 6