Installatie en samenstelling van de Bondsarbitragecolleges de amendementen als zodanig af te zien, behoudens dat zij een verkorting van de termijn van twee jaar noodzakelijk blijven oordelen. De heer Smulders verklaarde, dat de film verhuurders echter met een minder vergaand amendement genoegen willen nemen en in plaats van een termijn van achttien maanden nu voorstellen een termijn van twintig maanden. De Bondsvoorzitter verklaarde, dat het Hoofdbestuur de voorgestelde termijn van twee jaar redelijk oordeelt en derhalve aanneming van het nieuwe amendement ontraadt. De stemming over het amendement in kwestie had tot resultaat, dat alle vertegenwoordigers van de Bedrijfs afdeling Bioscoopexploitanten zich daartegen verklaarden, hetgeen betekende, dat het was verworpen. Bij de hierna volgende stemming over het Hoofdbestuurs- voorstel bleken alle vertegenwoordigers van de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders tegen te stemmen, waarmede het voorstel was verworpen. Ten aanzien van het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden deelde de heer H. Miedema namens de Exploitantenraad mede, dat de Raad geen behoefte heeft aan dit voorstel. Bij de stemming bleek, dat de vertegenwoordigers van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten met uitzondering van hen die in het Hoofdbestuur zitting hebben, tegen het voorstel waren, waarmede dit was verworpen. Het voorstel van het Hoofdbestuur tot vaststelling van een Reglement inzake het toezicht op de vernietiging van film- kopieën werd met algemene stemmen aangenomen. Benoemingen Conform de voordracht van het Hoofdbestuur werd de heer J. G. J. Bosman herbenoemd tot Bondsvoorzitter, tot een nieuwe voorzitter in functie zal treden. Hiervoor werd als tijdstip aangegeven 1 januari 1973. De periodiek aftredende Hoofdbestuursleden, de heren M. Gerschtanowitz en J. van Willigen werden met algemene stemmen in deze functie herbenoemd. In de Hoofdbestuurs- vacatures ontstaan door het tussentijds aftreden van de heren G. J. H. Dujardin en B. J. Schimmel werd voorzien door de benoeming van de heren J. Arkenbout en P. Silvius. De Bondsvoorzitter dankte de aftredende leden van het Hoofdbestuur voor al hetgeen zij in deze hoedanigheid in het belang van Bond en bedrijf hebben verricht. Voorts verwelkomde hij de nieuw benoemde Hoofdbestuurders. „Zij zullen ervaren," aldus de Bondsvoorzitter, „hoezeer het Hoofdbestuur steeds tracht de uiteenlopende belangen van de leden van de Bond te dienen." De vergadering, die een zeer geanimeerd verloop had, werd daarna door de Bondsvoorzitter omstreeks 18.00 uur gesloten. Het Hoofdbestuur heeft ingevolge de artikelen 3 en 5 van het Arbitragereglement voorzien in de vacatures in de Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen, zulks met het oog op het periodieke aftreden van de arbiters na de jaarlijkse vergadering van de Bondsraad. In de Commissie van Geschillen hebben twee mutaties plaatsgevonden. In de vacatures van de heren R. A. H. Herzet en E. J. Verschueren, van wie laatstgenoemde vele jaren zitting heeft gehad zowel in de Raad van Beroep als in de Commissie van Geschillen, werd voorzien door de be noeming van de heren J. Arkenbout en P. M. Buis. Op 14 augustus zijn de beide colleges in een vergadering van het Hoofdbestuur geïnstalleerd door de Bondsvoorzitter, de heer J. G. J. Bosman. Hij zag het als een bewijs van de grote waarde die de leden van de Bondsarbitrage te recht aan dit instituut toekennen, dat de colleges bijna vol tallig aanwezig waren. Hij vestigde er de aandacht op, dat het afnemend aantal geschillen geenszins een slecht teken is of op overbodigheid van de arbitrage duidt. Het toont integendeel aan, aldus de heer Bosman, dat de arbitrage in het zakelijk verkeer tussen de leden goed heeft gewerkt. Door de jaren heen is er immers jurisprudentie geschapen in het filmhandelsrecht. De Bondsarbitrage heeft orde op zaken gesteld en werkt preventief. Zij zal zich meer en meer kunnen beperken tot principiële zaken en tot rechts vragen die door nieuwe ontwikkelingen worden opgeroe pen. De Bondsvoorzitter releveerde, dat de benoeming tot ar biter als zeer eervol moet worden aangemerkt. Zij geschiedt immers op grond van kennis van de arbitrale rechtsrege- ling, van statuten en reglementen, van gebruiken en ge dragsregels in ons handelsverkeer en van de normen in het handelsverkeer in het algemeen. De benoeming ge schiedt voorts op grond van ervaring, vertrouwen, arbitrale sensus en het vermogen tot oordeelsvorming. De heer Bosman wees op de bijzondere positie van het Bonds arbitrage-instituut, dat een op Grondwet en wet, statuten en reglementen gefundeerde functie heeft, als uitvloeisel waar van de overheidsrechtspraak onbevoegd is. Hij merkte voorts op, dat de Bondsarbitrage in 1973 50 jaar zal be staan, een feit dat zeker waard is op passende wijze te worden herdacht. Dit feit werd mogelijk gemaakt door de toetreding tot de Bond op 18 juli 1921 van de filmverhuur ders, waardoor een uniek samenwerkingsverband ontstond. Na de installatie vond door loting de samenstelling plaats van de Kamers van de Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen. De Raad van Beroep zal in de nieuwe zittingsperiode in de volgende samenstelling werkzaam zijn: C. S. Roem, Voor zitter; D. J. van Leen, Plaatsvervangend Voorzitter; C. J. Blad, J. Nijland, L. J. Paerl en B. J. Schimmel, leden van de Eerste Kamer; VV. F. Dubbeldeman, P. J. N. R. Ooms, B. W. G. van Royen en J. P. M. A. Smulders, Tweede Kamer; Mr. W. van Heuven, Secretaris. De Commissie van Geschillen is thans als volgt samenge steld: J. de Wilde, Voorzitter; J. van Willigen, Plaatsvervan gend Voorzitter; P. M. Buis en Drs. J. Ph Wolff, Eerste Kamer; J. Arkenbout en J. van Dommelen, Tweede Kamer; W. J. F. van Ewijk en J. Miedema, Derde Kamer.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 7