Toepassing van artikel 18 der Statuten
15
(1) Ter zake van het feit:
dat de CV. Desmet's Bioscoopexploitatie, Plantage Midden
laan 4a te 's-Gravenhage, in gebreke is gebleven met de vol
doening van contributie en BUMA-bijdragen en bijgevolg in
strijd heeft gehandeld met het Contributiereglement en het
Bumareglement,
heeft het Hoofdbestuur besloten de CV Desmet's Bioscoop
exploitatie ingaande 11 september 1972 op grond van arti
kel 18 der Statuten de straf van uitsluiting op te leggen,
met dien verstande, dat de uitsluiting zal worden opgeheven,
steeds wanneer zij aan haar verplichtingen jegens de Bond
uit hoofde van het Contributiereglement of het Bumaregle
ment dan wel aan haar geldelijke verplichtingen uit anderen
hoofde blijkt te hebben voldaan. Aan een zodanige ophef
fing wordt als algemene voorwaarde verbonden, dat zij niet
opnieuw in gebreke blijft met de stipte nakoming van haar
verplichtingen ten opzichte van de Bond, in dier voege, dat
bij niet-vervulling van deze voorwaarde de uitsluiting zonder
verdere kennisgeving zal herleven. De totale periode van
uitsluiting zal niet meer dan zes maanden bedragen.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen:
dat het Hoofdbestuur haar bij brief van 5 oktober 1971 in het
kader van een behandeling ingevolge artikel 18 van de Sta
tuten wegens overtreding van het Contributiereglement en
het Bumareglement heeft medegedeeld, dat het gezien haar
beroep op reorganisatiemoeilijkheden en gelet op haar na
drukkelijke toezegging deze reglementen voortaan stipt te
zullen nakomen heeft besloten, haar in dit geval nog geen
straf als bedoeld in genoemd statutair artikel op te leggen,
zij het, dat bij een volgende overtreding van de desbetref
fende reglementen onvermijdelijk een strafmaatregel te ha
ren opzichte zou volgen;
dat het Hoofdbestuur evenwel heeft geconstateerd, dat zij
sindsdien opnieuw voortdurend in gebreke is gebleven met
de nakoming van het Contributiereglement en het Buma
reglement, zodat haar achterstand aan Bondsbijdragen
beliep;
dat het Hoofdbestuur haar in verband met deze nieuwe over
tredingen krachtens artikel 18 der Statuten op 14 augustus
1972 heeft verhoord, waarbij harerzijds door de heer J. J. de
Badts, leider van haar onderneming, wederom een beroep
werd gedaan op reorganisatiemoeilijkheden en voorts werd
verklaard, dat de betaling van het achterstallige bedrag op
1 augustus 1972 per bankgiro zou zijn voldaan en de af
schrijving van haar rekening ruim voor de datum van de
oproep van het Hoofdbestuur had plaatsgevonden;
dat het Hoofdbestuur haar verweer in het licht van de vorige
disciplinaire behandeling niet kan aanvaarden, nog ongeacht
het feit, dat uit het door het Hoofdbestuur ingestelde onder
zoek is gebleken, dat de betaling van het achterstallige
bedrag niet per bankgiro, doch per postgiro ten postkantore
is verricht en wel op 11 augustus 1972, dat wil zeggen na
ontvangst harerzijds van de oproep;
dat overigens de betaling achteraf niet een onafgebroken
serie overtredingen gedurende vele maanden ongedaan
maakt;
dat het Hoofdbestuur deze reeks van overtredingen aan de
ene kant en de geest van onverschilligheid die daaruit
spreekt ten opzichte van de naleving van reglementen en de
door het Hoofdbestuur te vervullen uitvoerende taken aan
de andere kant van zo ernstige aard acht, dat het heeft be
sloten haar de straf van uitsluiting op te leggen, zij het, dat
het Hoofdbestuur bereid is tot een voorwaardelijke ophef
fing van deze uitsluiting over te gaan, steeds wanneer en
zolang mocht blijken, dat zij haar verplichtingen jegens de
Bond uit hoofde van het Contributiereglement of het Buma
reglement dan wel haar geldelijke verplichtingen uit an
deren hoofde heeft nageleefd, in dier voege, dat de totale
periode van uitsluiting niet meer dan zes maanden zal be
dragen.
(2) Ter zake van het feit:
dat de CV. Desmet's Bioscoopexploitatie, Plantage Midden-
laan 4a te 's-Gravenhage, niet de vereiste medewerking
heeft verleend aan de uitvoering van de recettecontrole en
dientengevolge in strijd heeft gehandeld met artikel 4C van
het Reglement op de Recette-administratie, heeft het Hoofd
bestuur besloten haar op grond van artikel 18 der Statuten
de straf van boete ten bedrage van f 250,(tweehonderd
vijftig gulden) op te leggen.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen:
dat de Recettecontroledienst gedurende de afgelopen twee
jaren ondanks schriftelijke kennisgevingen of telefonische af
spraken geen controle kon verrichten, omdat ter plaatse nie
mand aanwezig was dan wel onvolledig administratief ma
teriaal werd overgelegd;
dat het Hoofdbestuur haar wegens deze overtredingen van
het Reglement op de Recette-administratie heeft opgeroepen
voor verhoor ingevolge artikel 18 der Statuten, welk ver
hoor op 14 augustus 1972 heeft plaatsgehad;
dat harerzijds de heer J. J. de Badts, leider van haar onder
neming, heeft verklaard, dat hijzelf slechts eenmaal een af
spraak heeft gemaakt voor een recettecontrole, die ook in
derdaad op 20 juni 1972 heeft plaatsgevonden, doch dat hij
overigens nimmer contact met de functionarissen van de
Recettecontroledienst heeft gehad;
dat de heer De Badts voorts heeft verklaard, dat bij de be
wuste recettecontrole de administratieve gegevens wel voor
handen waren en dat, voorzover er in het verleden geen,
althans geen behoorlijke controle kon worden verricht, zulks
nog dateert uit de tijd, dat hij daarmee geen bemoeienis
had;
dat het Hoofdbestuur in ieder geval moet vaststellen, dat de
CV. gedurende een tweetal jaren geen, althans onvoldoende
medewerking heeft verleend aan de uitvoering van de re
cettecontrole, waarbij het op zichzelf niet ter zake dienende
is, of genoemde bedrijfsleider daaraan al dan niet debet is
geweest;
dat overigens uit de gegevens waarover het Hoofdbestuur
beschikt, blijkt, dat er sedert 8 februari 1971 wel degelijk
verscheidene contacten tussen de Recettecontroledienst en
genoemde bedrijfsleider hebben plaatsgevonden, welke con
tacten, zoals gezegd, er niet toe hebben geleid, dat een
behoorlijke recettecontrole kon worden verricht;
dat voorts moet worden geconstateerd, dat bij de recette
controle van 20 juni 1972, waarbij genoemde bedrijfsleider
volgens zijn verklaring wel betrokken is geweest, eveneens
slechts zeer onvolledig administratief materiaal voorhanden
was;
dat de CV. zich door deze gang van zaken over een lange
periode heeft onttrokken aan een behoorlijke recettecon-
trole, hetgeen in het licht van haar reglementaire en con
tractuele verplichtingen jegens de Bond en de leden-film-
verhuurders als zeer ernstig moet worden aangemerkt;
dat het Hoofdbestuur in dit geval nog heeft willen volstaan
met haar voor deze overtreding van artikel 4C van het regle
ment op de Recette-administratie de straf van boete ad
f 250,op te leggen, doch dat zij bij toekomstige over
tredingen van dit reglement rekening dient te houden met
een zwaardere disciplinaire straf.