Correctie naam- en adreslijst 17 2) inzake: de naamloze vennootschap N.V. FILMMAATSCHAPPIJ „PA CIFIC", gevestigd te Amsterdam en aldaar kantoor houden de aan de Haarlemmerdijk 161 APPELLANTE, oorspronkelijk gedaagde, tegen: de naamloze vennootschap FILMVERHUURKANTOOR CEN- TRAFILM N.V., gevestigd te 's-Gravenhage en aldaar kan toor houdende aan de Badhuisweg 91, GEÏNTIMEERDE, oorspronkelijk eiseres. De Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond, ingevolge het Arbitrage Bondsreglement benoemd en aan gewezen als arbitragecollege voor de beslechting in tweede, tevens hoogste instantie van geschillen tussen onder meer leden van de Nederlandse Bioscoopbond; In aanmerking nemende: het arbitraal vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer) van de Nederlandse Bio scoopbond, gewezen tussen bovengenoemde partijen op 15 september 1971, van welk vonnis de beslissing luidt: Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen be hoorlijk bewijs van kwijting te betalen f alsmede in de geschilkosten bedragende „f 50,—." In aanmerking nemende voorts: dat appellante blijkens brief van 4 oktober 1971 hoger be roep heeft ingesteld tegen bovenbedoelde arbitrale uitspraak van de Commissie van Geschillen dd. 15 september 1971, welke brief in afschrift aan dit vonnis is gehecht en waarvan de inhoud hier herhaald en ingelast wordt beschouwd; dat geïntimeerde geen schriftelijk verweer tegen dit hoger beroep heeft gevoerd; dat de Raad van Beroep partijen heeft opgeroepen te ver schijnen te zijner terechtzitting van woensdag 1 november 1972 te 10.30 uur op het Bureau van de Nederlandse Bio scoopbond aan de Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam, tenein de haar in de gelegenheid te stellen haar wederzijdse stand punten nader mondeling toe te lichten; dat op gemelde plaats, datum en tijd zijn verschenen de heren P. Ch. Goedings, directeur van appellante, en N. J. van der Drift, gemachtigde van geïntimeerde; dat de heer Goedings desgevraagd heeft verklaard eerst na de behandeling van het geschil in eerste aanleg en het tegen het vonnis ingestelde hoger beroep directeur van appellante te zijn geworden en niet op de hoogte te zijn van de aan het geschil ten grondslag liggende feiten, reden waarom hij geen relevant verweer kan voeren tegen de bij verstek toegewe zen vordering en evenmin grieven tegen het beroepen von nis kan formuleren danwei adstrueren; dat de heer Goedings voorts heeft verklaard in verband met het bovenstaande de namens appellante bij brief van 4 ok tober 1971 aangevoerde grieven, voorzover deze overigens enige relevante inhoud of strekking hebben, niet langer te handhaven en in te trekken; OVERWEGENDE: A. Ten aanzien van de bevoegdheid van de Raad van Beroep Partijen zijn beide lid van de Nederlandse Bioscoopbond. Krachtens artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement zijn alle tussen leden van genoemde Bond gerezen geschillen met uitsluiting van de burgerlijke rechter onderworpen aan Bondsarbitrage. Krachtens artikel 2 van genoemd Reglement heeft de Bonds arbitrage twee instantiën, te weten de eerste instantie, waar voor is aangewezen de „Commissie van Geschillen", en de tweede tevens hoogste instantie, waarvoor is aangewezen de ,,Raad van Beroep". In casu betreft het een hoger beroep van een door de Com missie van Geschillen gewezen arbitraal vonnis, zodat de Raad van Beroep bevoegd is in tweede tevens hoogste in stantie van het geschil kennis te nemen. B. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het hoger beroep Krachtens artikel 7 van meergenoemd Reglement kan hoger beroep worden ingesteld door elk der bij het geschil betrok ken partijen, mits binnen veertien dagen na de verzending der kennisgeving van de beslissing. In casu is de kennis geving verzonden op 21 september 1971, zodat het door appellante bij brief van 4 oktober 1971 aanhangig gemaakte hoger beroep tijdig is ingesteld. Aan de bij artikel 8 van meergenoemd Reglement omschre ven eisen voor het instellen van hoger beroep is slechts ten dele voldaan, doch in verband met het hierna volgende be hoeft de Raad van Beroep geen beslissing te nemen ten aanzien van de hieraan verbonden rechtsgevolgen. Appellante heeft ter zitting bij monde van haar directeur de aangevoerde grieven niet langer gehandhaafd en voorts in getrokken, hetgeen tot gevolg heeft, dat appellante bij ge breke van grieven niet ontvankelijk is in het door haar inge stelde hoger beroep. Rechtdoende als goede mannen naar billijkheid Verklaart appellante niet ontvankelijk in het door haar tegen de op 15 september 1971 door de Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer) tussen partijen gegeven ar bitrale beslissing ingesteld hoger beroep en bekrachtigt mitsdien het vonnis, waarvan beroep. Veroordeelt appellante tot betaling van de geschil- kosten in hoger beroep, bij moderatie begroot op f 100, (éénhonderd gulden), zodat de geschilkosten met inbe grip van die in eerste instantie in totaal 150,bedra gen. Aldus gewezen te Amsterdam op 1 november 1972. Raad van Beroep (Eerste Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond: w.g. C. S. Roem, Voorzitter leden w.g. J. Nijland w.g. B. J. Schimmel p I v. leden w.g. B. W. G. van Royen w.g. J. P. M. A. Smulders De Secretaris van de Raad van Beroep: w.g. Mr. W. van Heuven In de nieuwe adreslijst van de Bond dient een correctie te worden aangebracht op blz. 64 onder: Bert Haanstra Filmproduktie. De afdeling filmverhuur is namelijk niet in Laren gevestigd, maar op het bij de heer K. Broek vermelde adres: Rooseveltlaan 97, Amsterdam, tel. 020 - 42 76 00, alsmede op blz. 65 onder: Paramount Film N.V. adres telefoon en alles wat daarna vermeld is als volgt ver anderen: Sarphatistraat 48, Amsterdam, tel. 020 - 92 14 57 92 14 49, telegramadres: Ned cincor Amsterdam: P. Silvius, directeur.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 17