DE BEGROTING VAN CRM TOELICHTING VAN DE MINISTER UITGAVEN GEWONE DIENST 46 08.7 40.4 47 08.7 16.8 48 08.7 15.97 49 08.7 15.97 50 40.5 Omschrijving Paragraaf 5. Film Prijzen op het gebied van de film Aangewezen voor toepassing van artikel 24 van de Comptabiliteitswet IStb. 1927, 259). Subsidies en andere uitgaven ter bevordering van de kunstzinnige en culturele film, waarop - voor zoveel mogelijk - in mindering worden gebracht de ontvangsten ter zake van terugbetalingen op de ze of in vorige jaren gedane uitgaven 1 Produktie van kunstzinnige en culturele films 2 Produktie van films op de gebieden van het mi nisterie van cultuur, recreatie en maatschappe lijk werk en andere uitgaven Aangewezen voor toepassing van artikel 24 van de Comptabiliteitswet IStb. 1927,259) Subsidie aan het Produktiefonds voor Nederlandse Films Bijdrage ten behoeve van het Nederlandse film wezen Subsidies en andere uitgaven ten behoeve van in stellingen en van manifestaties op het gebied van de filmkunst Geraamd beloop voor 1973 4 889 000 6 000 1 325 000 1 145 000 180 000 1 640 000 774 000 1 144 000 Toegestaan voor 1972 975 000 800 000 175 000 1 640 000 774 000 Vermoedelijk beloop van de uitgaven, ge daan of nog te doen voor 1971 5 487 300 6 000 1 254 500 1 168 700 85 800 1 640 000 1 548 500 1 061 300 1 038 300 De getallen wijzen uit dat het bioskoopbezoek in de afgelopen 15 jaar aanzienlijk is achteruit gegaan. Evenzeer leren zij, dat er nog altijd jaarlijks zo'n 25 min. bezoekers zijn. Blijkens de onderzoekingen zijn dat in hoofdzaak jongeren. Overigens is in 1971 voor het eerst een herstel te constateren (6,5 pet. stijging ten opzichte van 1970) dat in niet onaanzienlijke mate te danken is aan Nederlandse films. Van de vier meest suc cesvolle films zijn de nummers 1 en 2 Nederlandse produkties en is nr. 4 (Mira) een Nederlands-Belgische produktie. Voorts dient er nog op te worden gewezen, dat een deel van de Nederlandse produktie afzet vindt bij de televisie en zo zeer grote bevol kingsgroepen bereikt. Hoewel het zeker van belang is dat de buitenlandse produktie in brede mate voor het publiek beschikbaar is, moet een Nederlandse produktie, welke immers de beschou wers veel direkter in aanraking kan brengen met onze eigen samenleving, haar ver anderingen, haar problemen en haar mogelijkheden, van grote betekenis worden ge acht. Het gaat daarbij zowel om avondvullende speelfilms, die bestemd zijn voor de grote publiektheaters als om korte films welke tot vertoning komen in de op kleinere publiekgroepen gerichte theaters (art houses en underground-circuits). Ten onrechte wordt wel eens de indruk gewekt, dat een groot deel van de gesubsidieerde produk ties niet voor het publiek wordt vertoond. Voor de laatste drie jaar kan worden ge steld, dat ruim 2/3 van de gesubsidieerde films een bioskooproulement heeft gehad of voor de televisie is vertoond. Ook het gebruik in het buitenland, dankzij de Rijksvoor lichtingsdienst en Hr. Ms. Ambassades, moet niet worden vergeten. Dit over het algemeen vrij positieve beeld van de Nederlandse filmproduktie kan slechts worden gehandhaafd indien een minimale continuïteit kan worden verzekerd. Beschikbaarstelling van overheidsmiddelen is daarbij een blijvende noodzaak omdat in Nederland evenmin als in het buitenland kan worden verwacht dat een filmproduktie zichzelf geheel kan bedruipen. Het is trouwens geenszins zeker, dat dit streven als laatste doel gezien kan worden. De ondersteuning van de Nederlandse filmproduktie door dit departement geschiedt op motieven van verschillende aard. Niet alleen het produceren van kwalitatief verant woorde films is een doel maar ook en evenzeer het beschikbaar houden van een pro- duktie-apparaat en het geven van mogelijkheden aan creatieve talenten. Het filmme dium is een van de belangrijkste audio-visuele uitingsmiddelen en daarom moet in deze

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1972 | | pagina 3