12 Na c/e afscheidsreceptie bood het Hoofdbestuur de heer Bosman een diner aan in het Amsterdamse Hotel l'Europe. Van links naar rechts: de heren J. G. J. Bosman, S. F. Gronich (Europees manager van de M. P. E. A.), M. Gerschtanowitz en I. Nijland. betreft, vanuit een grotere conceptie. De filmcultuur is voor U niet een elitezaak van enkelen voor enkelen. De filmcul tuur behoort volgens Uw opvattingen een zo groot mogelijke verspreiding te krijgen en niet te worden weggedrukt. Aldus ligt het voor de hand, dat U bij de bevordering van het filmculturele leven hebt gestreefd naar een synthese tussen de filmcultuur en de bioscoop! U hebt in dit opzicht pioniersarbeid verricht. Er zijn nu cinéma's d'art, er zijn spe ciale filmvoorstellingen, de bioscoop nu is de filmliga van vroeger. De alternatieve bioscoop waar men het nu weer over heeft, is voor U niet een alternatief, maar een bioscoop vanaf het moment dat er publiek is. De stimulans die U de filmcultuur hebt gegeven, is uitermate groot geweest en wordt bevestigd door de vele functies, die U in de loop der jaren hebt bekleed. Als secretaris van de Culturele Adviescommissie bent U na de oorlog nauw betrokken geweest bij de pogingen de korte Nederlandse film een plaats in het bioscoopprogramma te geven en velen die nu een grote reputatie hebben, heb ben toen hun kans gekregen. De hoge fiscale lasten die op ons bedrijf werden gelegd, hebben een te vroeg einde gemaakt aan die pogingen. In uw positie van lid en later Voorzitter van de Afdeling Film kunst van de Raad voor de Kunst hebt U getracht de korte Nederlandse film opnieuw naar de bioscoop, d.w.z. naar het publiek te brengen. Ook in Uw Bondsfuncties hebt U hier naar gestreefd en het lijkt mij zodoende dat succes niet kon uitblijven. In Uw hoedanigheid van Secretaris-Penningmeester van het Nederlands Filminstituut hebt U niet alleen willen voorzien in de filmbehoeften van het verenigingsleven, doch hebt U vooral ook een centraal filminstituut willen creëren, waarin allen die op filmcultureel of filmvormend terrein werkzaam zijn, een plaats zouden moeten kunnen vinden. Als bestuurder van de Stichting Internationale Filmweek Arnhem hebt U eveneens nieuwe impulsen gegeven aan filmculturele aspekten in een tijd, toen manifestaties op dit terrein hier nog moesten worden uitgevonden. De opleiding van de Nederlandse Filmacademie hebt U als een noodzakelijk element in een totaalbeeld van de film be schouwd. Uw werk in het Productiefonds voor Nederlandse Films heeft, mede door de adviezen die U aan aankomende en ge vestigde filmmakers hebt verstrekt, ook de hoofdfilm ont plooiingsmogelijkheden gegeven. Mijnheer Bosman, voor Uw initiërende en stimulerende ar beid in al deze gevallen bestaat bij zeer velen grote waar dering. Men is tegenwoordig sterk geneigd om alles kritisch te be naderen. Kritiek, mits positief gericht op vernieuwing en verbetering, is nuttig. Maar men staat soms al te gemakke lijk klaar met zijn kritiek. Hoe oneindig veel moeilijker is het iets constructiefs tot stand te brengen vanuit het niets. Dat, mijnheer Bosman, hebt U gedaan. Daarvoor heeft het Hoofdbestuur van de Nederlandse Bioscoopbond u willen eren. Het is van oordeel, dat het dit niet beter kan doen dan door U de Zilveren Roos uit te reiken, die speciaal voor bij zondere prestaties op filmcultureel gebied door het Hoofd bestuur is ingesteld.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 12