m MEMORIAM 14 gedaan. Er viel ontzaglijk veel te doen. Vooral in het vader landse niemandsland van de film. Er is niet één man ge weest, maar er zijn vele mannen geweest die wat gedaan hebben. De verdienste is, dat ze het samen hebben ge daan. En niet met kreten en leuzen, maar aan de werkbank. Auteursrechtelijk is de film een verzamelwerk. Zo is het ook met het werk van de na-oorlogse filmontwikkeling geweest. Samenwerking van velen overheid, bedrijf, de medewer kers van het burau, kunstenaars, wetenschap en maatschap pelijke kringen. Hen allen betuig ik mijn diep respect. Dank zij dat werk is er nu zoveel te doen, dat de Boekmanstich ting er gelukkig geen wijs meer uit kan en kunnen wij relati verend, maar niet zonder reden spreken van het vader landse filmwereldje. Het beste bewijs ervan is, dat met de aanstaande feest dagen niet minder dan acht Nederlandse films in onze bio scopen lopen buiten de eigen jeugdfilms, en wel met circa 60 kopieën. Bovendien wachten er vijf Nederlandse films op een première in de eerstkomende maanden en zijn er zes in voorbereiding voor het seizoen 1973-1974. Dat de achtereenvolgende Hoofdbesturen van de bedrijfs organisatie waar ik tenslotte gehuurd was voor de beharti ging van de belangen van de leden, mij de mogelijkheid hebben gegeven mijn werk met een groter dimensie en in een breder verband te zien dan tot nog toe gebruikelijk was en velen soms ook lief was, doet mij heengaan met dank baarheid en voldoening. Zeker in een klein land zijn de meeste filmbelangen niet in een afzonderlijk autonoom hokje te stoppen. Zij zijn verweven en met behoud van de auto nomie der betrokkenen zeker wanneer zij niet onder het ressort van een bedrijfsorganisatie vallen horen zij toch te convergeren naar een vorm van coördinatieve behande ling, die zonder een meestal eenzijdige overkoepeling, door overleg, begrip en samenwerking de garantie vormt voor resultaten. Hierbij bedenke men dat het mensen zijn die de geschiedenis maken en dat het ook met onze kleine wereld mensen zijn, nooit een man, nooit een bestuur of vereniging die de filmgeschiedenis schrijven. In de eerste plaats is nodig een economisch sterk en ge zond bioscoopwezen met gedifferentieerde vertoningsmo- gelijkheid, dat immers gezien de praktijk voor bijna 100% moet zorgen voor de amortisatiemogelijkheid van de film. In de tweede plaats is nodig een goed geleid distributie apparaat. Want wat is het eerste zonder het tweede. En wat is tenslotte de imago van zo'n bedrijf onder een nationale filmcultuur, rustend op de pijlers van school, werkplaats en financiering. De uitzonderlijke kosten en risico's bij het ver vaardigen van films maken dat handwerk tot een commer cieel gegeven. Niet de commercialiteit is in wezen in het ge ding, maar eigenlijk de grondslag waarop zij zich voltrekt, namelijk de particuliere dan wel de collectieve. Structurele oorzaken maken subsidiëring noodzakelijk. Wil een en ander niet in steriel collectivisme ontaarden, dan zal het particu liere risico noodzakelijk blijven. Met gezond verstand kun nen beide elkaar in evenwicht houden, waarbij film en pu bliek baat hebben. Alle gepraat over non-commercialiteit is prietpraat, zij be staat niet. Zij is commercialiteit met vervalsingen. De risi co's van het kostenbestand worden dan opgevangen door de openbare middelen, hetgeen het initiatief frustreert dan wel overtreft. Subsidiëring blijve daarom aanvulling uit overwegingen van algemeen belang dat ook structureel van aard kan zijn. Is het niet tekenend, dat de uiteindelijke resultaten van 4 jaar filmpolitiek ook financieel uitkomen op een fifty-fifty verhouding: 10 miljoen subsidie en 10 miljoen particuliere financiering, met dien verstande, dat de Staat 75 aan belastingen terugnam van wat ze gaf en de bedrijfswinst een fractie was. Dat was niet evenwichtig, dat was winst ten koste van film en bedrijf. Een van de knelpunten die moeten verdwijnen. Ik ben overtuigd, dat verdwijning de particuliere investering zal doen toenemen. Dames en heren, toen ik bijna 40 jaar geleden in dit bedrijf kwam stond de audio-visuele ontwikkeling in de kinder schoenen. Thans staan wij midden in haar ontwikkeling met een onoverzichtelijke toekomst. In deze enorme ontwikke ling van media en mediagebruiken zal het bedrijf rekening moeten houden met een steeds selectiever filmpakket, het geen de exploitatie complexer en kwetsbaarder maakt. En de overheid zal bij haar subsidiebeleid moeten willen inzien, dat zij het filmmedium niet bij wijze van sanctie op de be reidheid tot particuliere investering onderwaardeert ten op zichte van de media zonder particuliere investering. Er is waardering, maar het is een onderwaardering. Ook zal naast een herwaardering van de fiscaliteit, herwaardering moeten plaatsvinden, in die zin, dat het wettelijk toezicht niet langer discrimineert ten aanzien van de filmvertoning voor volwas senen. U ziet dames en heren, ik ga weg uit een werk dat nog lang niet af is en dat nog om veel werk vraagt, uit een werk dat overigens (en gelukkig) nooit klaar zal komen. Ik heb er met plezier en met inzet van al mijn krachten het mijne aan ge daan. Wanneer ik ga, nu en uit vrije wil, is het omdat ik meen dat de fakkel aan jongeren moet worden doorgegeven! Al ben ik dankbaar dat ik op de achtergrond nog voor korte tijd zal kunnen meehelpen. Ik ga met weemoed weg uit een moeilijk maar boeiend bestaan. Ik wens de film en U alle maal het beste, het allerbeste toe. En nogmaals: allemaal bedankt." T. J. Bijlsma Op 18 januari overleed onverwacht de heer T. J. Bijlsma, die samen met zijn broer Hessel Bijlsma in 1955 de Firma Eerste Deventer Bioscooptheater oprichtte, welke firma de exploi tatie van het in 1911 gestichte E.D.B.-Theater van de vader van de overledene overnam. Na het overlijden van zijn broer in 1969 stond hij voor de moeilijke taak de exploitatie van het theater alleen ter hand te nemen, hetgeen hij voortreffelijk deed. De teraardebestelling geschiedde op 23 januari op de Al gemene Begraafplaats aan de Raalterweg te Deventer. On der de belangstellenden die hem de laatste eer bewezen bevonden zich o.a. de heren J. Arkenbout, P. J. N. R. Ooms, P. Silvius, J. van Willigen, allen leden van het Hoofdbestuur van de Bond, en vele collega's en oud-collega's uit Deven ter en omgeving. De heer Van Willigen voerde namens het Hoofdbestuur en de Afdeling C tijdens de begrafenisplechtigheid het woord en betuigde mede namens deze besturen aan de familie deelneming met haar verlies. H. A. Lemmens Op 19 december van het vorig jaar overleed in de ouder dom van 91 jaar de heer H. A. Lemmens, firmant van de Firma H. A. Lemmens en Zoon, exploitante van de Bioscoop Palace te Valkenswaard. Sinds 1929 was hij lid van de Ne derlandse Bioscoopbond. Wij verloren door zijn dood een der oudste Bondsleden zo wel wat leeftijd als duur van het lidmaatschap betreft. De teraardebestelling vond plaats op de begraafplaats Eiken hof te Valkenswaard op 22 december.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 14