29 contra DR. J. VAN SANTEN, filmexporteur, wonende te Amster dam aan de Prinsengracht 257, GEDAAGDE De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting van geschillen tussen leden en donateurs van de Bond; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request dd. 1 september 1972 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk stuk en de daarbij behorende bijlagen afschriften aan dit vonnis zijn gehecht en welke beschouwd worden als hier te zijn ingelast; dat gedaagde op 28 november 1972 een verweerschrift heeft ingediend met een eis in reconventie, waarvan een afschrift aan dit vonnis is gehecht; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op maandag, 4 december 1972 op het Bondsbureau te Amsterdam; dat aldaar beide partijen persoonlijk verschenen zijn; dat de Voorzitter der Commissie eiser gevraagd heeft zijn contracten met de N.V. Standaardfilm (welke inmiddels heeft opgehouden te bestaan) te Amsterdam en de contrac ten van deze vennootschap met gedaagde over te leggen; dat eiser hierop geantwoord heeft, dat de N.V. Standaard- films geen contracten met gedaagde heeft afgesloten en dat hij (eiser) zijn contract met genoemde vennootschap niet heeft meegenomen; dat de Secretaris der Commissie desgevraagd daarop uit het dossier van het geschil no. 3709 (Van der Linden contra Standaardfilm) heeft gelicht een kopie van het contract, gedateerd 13 november 1970, waarbij eiser aan Standaard- films heeft afgestaan „de alleenvertegenwoordigingsrechten voor Nederland en de Overzeese gebiedsdelen" van een groot aantal met name genoemde films, waaronder alle films waarop het geschil betrekking heeft; dat gedaagde hierna aan de Commissie heeft overgelegd de basisovereenkomst gedateerd 19 december 1963, aange gaan tussen gedaagde en de N.V. Standaardfilm (waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht), daarbij de aandacht vestigend op de volgende in artikel 4 van deze overeen komst voorkomende maar doorgehaalde zin: „Behoudens onvoorzienbare omstandigheden tijdens de teruglevering te wijten aan overmacht, verplicht Van Santen zich voor iedere week of gedeelte daarvan, dat de kopieën met bij behorend reclamemateriaal later in Amsterdam in het bezit zijn van Standaardfilm, een schadevergoeding te betalen van f 75,welke doorhaling blijkens de parafering door beide partijen is goedgekeurd; dat gedaagde verder in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij destijds doorhaling van de geciteerde zin heeft geëist, omdat de ervaring hem geleerd heeft, dat men bij het zaken doen met landen in Zuid-Amerika niet kan rekenen op retournering van filmkopieën binnen een normale tijd; dat daaruit volgt, dat overschrijding van de voor teruglevering gestelde termijn geen grondslag voor een eis tot schade vergoeding kan zijn; dat eiser hierna aan de Commissie heeft overgelegd een tot hem gerichte brief van Standaardfilm gedateerd 23 januari 1989 (waarvan een afschrift aan dit vonnis is ge hecht), waarin sprake is van een aanvrage van gedaagde in combinatie met Goldmineproductions betreffende levering van de films „Sjors" (er zijn drie films waarvan de titels met Spors beginnen) en „Dik Trom" (er zijn 2 films waarvan in de titel de naam ,,Dik Trom" voorkomt) voor ver toning in Curacao en Suriname en een royalty van f per film voor één jaar met dien verstande, dat de aan vragers de aanmaakkosten van de kopieën voor eigen reke ning zouden nemen; dat verder in deze brief is vermeld, dat de aanvragers, indien er na een jaar nog belangstelling voor de films zou bestaan, bereid waren een bedrag bij te betalen; dat eiser hierna in hoofdzaak heeft verklaard, dat Stan- daardfilms omstreeks 1 september 1969 aan gedaagde ge leverd heeft de films „Avonturen van Pietje Bell", „Dik Trom en het circus" en „Vrijbuiters van het woud"; dat gedaagde deze drie films op 1 mei 1972 heeft teruggezon den; dat hij slechts de huur voor één jaar had betaald; dat gedaagde de films „De zwarte ridder", „Avonturen van Dik Trom", „Sjors, Sjimmie en de gorilla", „Vier rakkers en een oude jeep" en „Joe Hammond en de Indianen" elk slechts voor een periode van drie maanden heeft gehuurd, maar deze films zoveel maanden te laat heeft teruggegeven, dat eiser aan filmhuur voor de overschrijding der huur- periode in totaal f te vorderen heeft; dat ge daagde bovendien aansprakelijk moet worden gesteld voor het niet retourneren van een kopie van de film „Dik Trom", welke volgens zijn opgave is zoekgeraakt; dat eiser aan de Commissie heeft overgelegd een schrif telijke verklaring gedateerd 29 november 1972 van de heer P. J. Paternotte te Amsterdam, de vroegere directeur van Standaardfilms N.V., gericht aan eiser, luidende: „Hiermede bevestig ik U dat N.V. Standaardfilms Uw jeugdfilms, via de heer Van Santen, voor West-lndië altijd voor 3 maanden heeft verhuurd. Later, toen het transport niet meer per vliegtuig maar per boot ging, werden hiervoor 68 weken aan toegevoegd." dat gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij kinder films nooit per vliegtuig heeft verzonden wegens de daar aan verbonden hoge kosten; dat de verzending steeds per boot geschiedde; dat met het zeetransport alleen al een maand verloren ging; dat er bovendien tijd nodig was voor het laten keuren van de films in de verschillende gebieds delen; dat met het vervoer tu'ssen de gebiedsdelen ook weer veel tijd gemoeid was; dat ook de vertoning in de verschillende bioscopen tijd vorderde; dat met het exploi teren van de films in West-lndië derhalve gewoonlijk ten minste een jaar was gemoeid; dat gedaagde zaken heeft gedaan met de N.V. Standaardfilms en niet met eiser; dat er, in aanmerking nemende de tussen gedaagde en de directie van genoemde N.V. bestaande zakelijke relatie die niet alleen kinderfilms betrof van het instellen van een vordering geen sprake had kunnen zijn; dat ge daagde zijn vordering op Standaardfilms niet bij de curator heeft ingediend, omdat bij voorbaat vaststaat, dat de mid delen om zelfs de preferente vorderingen te betalen, ont broken; dat gedaagde vervolgens aan de Commissie heeft overge legd een door hem tot Mevr. A. Ch. Visservon Glahn te Amsterdam (de vroegere medewerkster van Standaard films) gerichte brief gedateerd 23 oktober 1972, welke door haar voor akkoord is getekend en waarin sprake is van drie met name genoemde films, in de opbrengst waarvan ge daagde deelgerechtigd was; dat eiser verder in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij her haaldelijk, zoals ook uit zijn brief van 15 februari 1972 en volgende brieven blijkt, er bij gedaagde op heeft aange drongen de kopieën van de jeugdfilms terug te sturen; dat hij de laatste kopie pas op 8_ november 1972 heeft terug gekregen, maar dat één kopie nog steeds zoek is; dat gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat hij zich, nadat eiser op terugzending had aangedrongen, onmiddellijk met zijn relatie in Suriname in verbinding heeft gesteld; dat hij op 9 maart 1972 eiser schriftelijk heeft medegedeeld, dat de films blijkens een schrijven uit Para maribo „zeilende" waren; dat er vertraging bij de terug zending is ontstaan als gevolg van een staking in Suriname; dat de aan eiser geretourneerde films echter andere films bleken te zijn dan eiser had teruggevraagd; dat van twee

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 29