8 Grafiek 4 Houding tegenover bioscoopbezoek* 18-30 jaar 31 jaar en ouder 1 „In de bioscoop ben je echt uit" 2. ,,De film brengt je in een andere wereld" 3. ,,De moderne films bevatten teveel sex" 4. ,,De moderne films bevatten teveel geweld" 5. „De bioscopen waren vroe ger veel gezelliger" 6. „De TV biedt meer interes sante films" 7. „In de bioscoop vergeet je het gemakkelijkst je zorgen" „De fi'm geeft een goede kijk op het leven in de mo derne samenleving" 9. „Het belangrijkste is of een film ontspanning biedt en niet of je er iets van opsteekt" 10. „Filmbezoek is iets voor jon geren; voor ouderen is het daarom niet meer zo plezie rig om naar de bioscoop te gaan" 11 „De film in de bioscoop geeft je de plezierige mogelijkheid helemaal op te gaan in het gebeuren op het doek" mee oneens 20 40 60 Samenvattend kan de houding van de gemiddelde Nederlander tegen over bioscoopbezoek wellicht als volgt worden uitgedrukt: „In de bioscoop voel ik me echt uit: je kunt opgaan in het gebeuren op het doek en je komt in een andere wereld. Weliswaar geeft de film geen goede kijk op het leven in de moderne samenleving, maar waar het op aankomt is, vind ik, of een film ontspanning biedt. Voorts is bioscoopbezoek niet al leen iets voor jongeren, al denken veel ouderen dat de bioscopen vroeger gezelliger waren. Verder laten de bioscopen meer in teressante films zien dan de televi sie, maar bevatten de moderne films naar mijn mening overigens teveel sex en, vooral, te veel ge weld". Totzover de denkbeeldige gemid delde Nederlander. Vervolgens zijn de scores (mee eens, neutraal, mee oneens) op de elf houdings-elementen als het wa re onder één noemer gebracht. Na enige technische berekeningen1) is er een onderscheid gemaakt tussen twee houdingen tegenover bio scoopbezoek: de ontspanningshou ding en de irritatiehouding. Twee van de vijf ondervraagden gaven te kennen dat zij vaker naar de bioscoop zouden willen. Drie van de vijf regelmatige be zoekers zou (nog) vaker naar de bioscoop willen gaan. Degenen die het met de uitspraken noch eens noch oneens waren, zijn buiten de grafiek gehouden. Hun aandeel varieerde van 13 tot 31 procent, met één uitschieter: 53% van de jongeren had geen mening over uitspraak nummer 5. Het procédé van de factoranalyse, waarbij de onderlinge correlaties van alle scores berekend worden, waarna de groepen cor relaties die een aanmerkelijk deel van de zogeheten variantie verklaren als factor worden onderscheiden. In dit geval werd de ontspanningsfactor samengesteld uit de scores op de uitspraken 1, 2, 7, 8 en 11 en de irritatie-factor uit de scores op de uit spraken 3 en 4. Vervolgens werd van alle ondervraagden de score op de ontspan ningsfactor én de irritatie-factor berekend. Bij een hoge score op een van beide fac toren kan dan gesproken worden van een ontspanningshouding resp. irritatie-houding.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 28