ad 3)
19
ma's, algemene (collectieve) publiciteit enz.;
steun aan babysit-centrales e.d., ev. zelfs oprichting
daarvan.
b) confrontatie (o.a.):
speciale propagandavoorstellingen (bijv. voor echt
paren, huisvrouwen, lunchpubliek);
funktieverruiming van de bioscopen (vooral in
kleinere plaatsen), o.a. door de bioscopen zoveel
mogelijk te betrekken bij gebeurtenissen van lokaal
belang;
een agressievere verkooppolitiek ten aanzien van
de bioscoopbonnen (waarvan het bestaan bij 50
van zelfs de regelmatige bioscoopbezoekers onbe
kend bleek);
steun aan de nationale speelfilmproduktie wegens
de verbreding van de publiekssamenstelling die
daarvan het gevolg kan zijn.
In het algemeen is ruim een kwart van de ondervraag
den van mening, dat men over onvoldoende vóór-
fomatie beschikt als men een film gaat zien. Eveneens
een kwart is van mening, dat de gangbare steunadver-
tenties onvoldoende informatie geven. In beide geval
len zijn de jongeren (tot 24 jaar) het meest kritisch.
Op individueel niveau kan adequate informatie over
de inhoud van een film teleurstelling voorkomen (het
geen mede in verband met de mond-tot-mond reclame
belangrijk is). 60 van de regelmatige bezoekers en
45 van de incidentele bezoekers heeft ,,vaak" of ,,zo
nu en dan" een onbevredigd gevoel na het zien van
een film. In drie van de vier gevallen geeft men als
reden daarvoor op, dat de inhoud van de film „anders
dan men zich had voorgesteld" was.
Een andere zaak is, dat het totale advertentiebeleid
rond de film kennelijk de indruk heeft gewekt, dat sex-
films (door 64 genoemd) het filmaanbod geheel do
mineren, terwijl het meest geprefereerde filmgenre
(nl. de komische film) slechts als kwantitatief onbete
kenend deel van het filmaanbod wordt gezien (17
Tenslotte kan als algemene regel gesteld worden, dat
meer mensen de bioscopen bezoeken naarmate de
keuzemogelijkheden talrijker zijn (sluiting van een
theater geeft geen aanwijsbare bezoekstoeneming in
de andere theaters van de stad). De keuzemogelijkhe
den moeten echter ook bekend zijn. De belangrijkste
aktiviteit op dit terrein is de wekelijkse publikatie van
de diverse agenda's met de steunadvertenties. Gezien
het scheve beeld dat men zich heeft gevormd van het
totale filmaanbod ware te overwegen, de publiciteit per
filmgenre te differentiëren (vooral naar mediakeuze en
opmaak).
De voornaamste conclusie uit het I.P.M.-rapport moet
zijn, dat op het terrein van de zo belangrijke informa
tie met andere woorden: de communicatie met het
publiek nog een aantal verbeteringen mogelijk zijn.
Deze kunnen gezocht worden op een drietal terreinen:
a) verbetering van de informatie
Hierbij kan met name gedacht worden aan een
genre-aanduiding (in agenda's, steunadvertenties
vooral de kleinere en aan de bioscoop).
Voorts zijn diverse vormen van advertentieresearch
mogelijk.
b) grotere toegankelijkheid van de informatie
Hierbij kan gedacht worden aan een grotere fre
quentie in het plaatsen van agenda's en steun
advertenties in de traditionele media, maar tevens
aan een kritische beoordeling en eventueel herzie
ning van de traditionele media-planning.
c) uitbreiding van de informatie
Hierbij kan primair gedacht worden aan het uitge
ven of laten uitgeven van een aktueel filmblad, dat
buiten de bioscopen (kiosken, ev. horeca), maar
vooral ook in de bioscopen in zo groot mogelijke
oplage verspreid zou dienen te worden.
Voorts zou bezien kunnen worden of per theater
niet méér aandacht besteed kan worden aan de
komende films (extra trailers, dia's) en of pro
grammaboekjes (met opdruk), programma-affiches
(buiten de vier grootste steden), direct mail van
vaste klanten e.d. in bepaalde gevallen uitvoerbaar
zijn.