Arbitrage-commissies Instaliaiicrede van de Bondsvoorzitter inzake de Bonds arbitragecolleges, gehouden op 15 oktober 1973. Leden van de Bondsarbitragecolleges, U bent hier eigenlijk aanwezig met het oog op de loting ter samenstelling van de Kamers van de Commissie van Geschillen en de Raad van Beroep. Het is echter een goed gebruik deze gelegenheid tevens aan te grijpen om Uw colleges voor een nieuwe zittingsperiode van een jaar te installeren en daarbij zo nodig kwesties die voor een goede functionering van de Bondsarbitrage van belang zijn, ter discussie te stellen. Wanneer ik de huidige samenstelling van Uw colleges bezie, dan valt ten opzichte van de vorige samenstelling op, dat een drietal arbiters die vele jaren van de Bondsarbitrage, deel hebben uitgemaakt, geen zitting meer hebben. Ik doei hier op de heren Roem, B. W. G. van Royen en De Wilde. Dat hangt samen met de omstandigheid, dat het Hoofd bestuur in overeenstemming met een meer algemeen in ons land gevolgde gedragslijn, 70 jaar als grens heeft gesteld voor functies in colleges die door het Hoofdbestuur worden samengesteld. Hoe juist zo'n gedragslijn op zichzelf ook moge zijn, wanneer het op praktische uitwerking aan komt, dan doet zich zo goed als bij pensionering een wat merk waardige situatie voor. Enerzijds is er weemoed om het heengaan van personen die hun functie jarenlang op voor beeldige wijze hebben verricht, anderzijds is er het pro bleem van een adequate vervanging. Een vervanging die met name geen eenvoudige zaak is ten opzichte van de heren Roem en De Wilde, die als voorzitter respectievelijk van de Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen een uiterst moeilijke taak met grote bekwaamheid en veel juridisch inzicht hebben verricht. Ook de heer Van Royen was trouwens een deskundig arbiter. Het Hoofdbestuur prijst zich gelukkig, dat het in de persoon van de heer Blad, wat betreft het voorzitterschap van de Raad van Beroep en de heer Van Willigen wat het voor zitterschap van de Commissie van Geschillen aangaat, waardige opvolgers heeft gevonden. In de vacature in de Raad van Beroep van de heer Van Royen is voorzien door de benoeming van Mr. Meerburg en in de vacature van gewoon lid van de Raad van Beroep als uitvloeisel van de benoeming van de heer Blad tot voorzitter, door de be noeming van de heer Weyschedé. Het is de stellige over tuiging van het Hoofdbestuur, dat ook zij de eigenschappen bezitten die voor een goede* functionering van de Bonds arbitrage vereist zijn. Er dient nog te worden voorzien in de vacature van lid van de Raad van Beroep, omdat ik het juist vind in mijn huidige functie geen deel meer uit te maken van de Bondsarbitrage. Ook moet worden voorzien in de vacature van plaatsver vangend voorzitter van de Commissie van Geschillen. Het Hoofdbestuur heeft de beslissing dienaangaande aange houden. Het heeft namelijk overwogen, dat het stelsel van plaatsvervangende voorzitters in de Bondsartbitrage na delen met zich brengt. De plaatsvervangende voorzitter moet voldoende capacitei ten hebben om de voorzitter te kunnen vervangen, doch het impliceert, dat men iemand moet benoemen die blijkens de praktijk zelden aan bod komt en die eigenlijk beter als vast lid zou kunnen fungeren. Dit aspect speelt thans een grotere rol dan vroeger, nu door fusies en dergelijke, alsook door de vermindering van het aantal bedrijven, het ledenbestand als zodanig is teruggelopen. De benoeming voor de Bonds colleges wordt er daardoor niet gemakkelijker op. Ten aanzien van de Bondsarbitrage zal worden onderzocht, of langs een andere weg een plaatsvervanging van de voor zitter kan worden verkregen. Ik wil er de nadruk op leggen, dat een eventuele oplossing in alle opzichten aanvaardbaar moet zijn. De bondsarbitrage is een groot goed. Zij staat uitstekend aangeschreven en wordt in de wetenschappelijke werken over het burgerlijke procesrecht aangehaald als een bijna uniek voorbeeld van een arbitrage, die steunt op algemene regelen, waaraan de betrokkenen met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn gebonden. De omstandigheid, dat er een beroepsmogelijk- heid is bij een hogere arbitrage-instantie, een mogelijk heid, waarin volgens wettelijk voorschrift uitdrukkelijk moet zijn voorzien, wordt in de vakliteratuur eveneens als iets bijzonders aangemerkt. Het is duidelijk, dat met betrekking tot de reglementering geen risico's mogen worden genomen, in die zin, dat daarmede aan de waarde van de arbitrage afbreuk kan worden gedaan. Het probleem van een zo sterk mogelijke bezetting van de Bondsarbitrage is een aangelegenheid, die het Hoofdbestuur, mede in aanmerking nemende de adviezen van de drie Be drijfsafdelingen, naar behoren tracht op te lossen. De ge loofwaardigheid van de arbitrage hangt immers in hoge mate af van de capaciteiten der arbiters, die naast een grote kennis van zaken over veel juridisch inzicht moeten be schikken en vooral ook over de juiste mentaliteit. De arbiter mag zich nooit en te nimmer laten leiden door groepsbe langen, laat staan door eigen zakelijk belang. Hij heeft slechts één taak: in een geschil een uitspraak te doen die naar eer en geweten en in volledige objectiviteit en neutrali teit wordt genomen. Er zijn wel eens uitspraken die het rechtsgevoel van alle partijen niet helemaal bevredigen, maar dat gebeurt even zeer ten aanzien van rechterlijke beslissingen. Een ding staat vast, namelijk dat de leden van de Bond het instituut van de Bondsarbitrage, dat dit jaar precies 50 jaar bestaat, steeds als een groot goed hebben beschouwd en nog steeds beschouwen. Dit is te danken aan de volstrekte integriteit van de arbiters en de secretarissen, naast alle andere hoedanigheden die voor een juiste vervulling van deze taken onontbeerlijk zijn. Ik hoop en verwacht, dat de Bondsarbitrage ook in de toe komst op hetzelfde hoge niveau zal blijven functioneren. Ik dank U voor al hetgeen U als arbiters reeds in het ver leden heeft gedaan in het algemeen belang van de leden, en voorzover U voor de eerste maal bent benoemd, zeg ik U dank voor Uw bereidheid om deze moeilijke taak te aan vaarden. Het aantal geschillen is de laatste jaren sterk teruggelopen: in 1972 zijn vijf geschillen behandeld door de Commissie van Geschillen en één door de Raad van Beroep. Aan de essentie van de Bondsarbitrage doet dit als zodanig niets af. De Bondsarbitrage schept in onze kring rechtszekerheid én doordat haar uitspraken door de bedrijfsgenoten traditio neel als bindend worden aanvaard én door de jurisprudentie die in deze uitspraken ligt opgesloten. Dit laatste heeft natuurlijk ook een afneming van het aantal geschillen bevorderd. Ik spreek de wens uit, dat de Bondsarbitrage in de komende zittingsperiode en in de jaren nadien zal blijven functioneren in de lijn van een vijftigjarige traditie, mogelijk geworden door het samengaan van heterogene bedrijfsgroeperingen. Vele roemruchte arbiters hebben in het verleden het ar bitrage-instituut op een hoog niveau weten te handhaven, daarin gesteund door uiterst bekwame secretarissen. Ik ver trouw erop, dat men over vijftig jaar hetzelfde zal kunnen zeggen van hen die thans als lid, secretaris of adjunct secretaris aan de Bondsarbitrage verbonden zijn. Hiermede verklaar ik de Bondsarbitragecolleges voor ge ïnstalleerd. Na loting werden de colleges als volgt samengesteld: Raad van Beroep: C. J. Blad, voorzitter D. J. van Leen, plv.v. voorzitter Eerste Kamer: W. F. Dubbeldeman P. J. N. R. Ooms B. J. Schimmel F. H. W. Weyschedé 25

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 25