Opdrachtfilm 1974
plaats af van de beschikbaarstelling van de vereiste finan
ciële middelen. Het Hoofdbestuur schat die jaarlijks op
ƒ120.000,de eventueel van gemeentewege te verstrek
ken subsidiegaranties buiten beschouwing gelaten. Het is de
bedoeling, dat de Nederlandse Bioscoopbond, het Stimu
leringsfonds voor het Nederlandse Film- en Bioscoopwezen
en het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk elk ƒ40.000,beschikbaar stellen. De Bond en het
Stimuleringsfonds hebben al dienovereenkomstig besloten.
Het ministerie heeft het subsidieverzoek in behandeling.
Doch geld alleen is niet voldoende. Het plan legt immers niet
de nadruk op subsidiëring, maar op stimulering. De subsi
diëring heeft slechts ten doel het risico te beperken. Het
initiatief van de individuele filmverhuurder en de individuele
bioscoopexploitant blijft ook voor het bereiken van het doel
hetwelk met de instelling van het fonds in kwestie wordt
beoogd, een eerste vereiste.
Op 19 juni 1974 werd in het Philips Ontspannings Centrum
te Eindhoven opnieuw een manifestatie gehouden met op-
drachtfilms, waarbij de Bedrijfsafdeling Filmproduktie was
betrokken. Dit evenement droeg de naam „Opdrachtfilm
1974" en was tevens bedoeld voor de openbare selektie van
Nederlandse industriële films, die in aanmerking willen ko
men voor inzending naar het 15e Internationale Industriële
Filmfestival, dat in september a.s. in Finland plaatsvindt.
De belangstelling voor dit evenement was, de omstandig
heden in aanmerking genomen, waaronder het fraaie weer
en de voetballerij, toch nog redelijk groot te noemen, aan
gezien er ca 250 belangstellenden werden geteld, die voor
het bijwonen van deze manifestatie een bedrag van 60,
per persoon over hadden.
De organisatie was in handen van de onlangs opgerichte
Stichting Audiovisuele Manifestaties, waarvan, naast de ge
noemde Bondsafdeling, vertegenwoordigers van het Ver
bond van Nederlandse Ondernemingen, het Christelijk
Werkgevers Verbond, de Amsterdamse Industrie Vereniging,
Uniiever en het Technisch Filmcentrum deel uitmaken.
Namens genoemde verbonden werd een inleidend woord
gesproken door Ir. J. W. M. van Rooij, directeur van de N.V.
Provinciale Noord-Brabantse Electriciteits Maatschappij, die
onder andere stelde, dat het als bekend mag worden ver
ondersteld, dat de werkgevers niet de troetelkinderen zijn
van het publiek en ook niet van de huidige regering. Het
industriële klimaat is niet dusdanig, dat de werkgevers zich
daar heel erg gelukkig bij voelen. Er is veel kritiek en
iedereen wenst mee te praten over allerlei ingewikkelde
maatschappelijke en technische zaken. Op zichzelf bestaat
daartegen weinig bezwaar, maar het moet dan wel gebeuren
met enige kennis van zaken. De inleider stelde, dat veel
kritiek en veel misverstand een gevolg is van het feit, dat er
nog steeds te weinig informatie wordt gegeven over onder
nemingen. Ondernemingen zijn immers niet alleen de bron
en de motor van de welvaart, maar zonder deze is welzijn
een volstrekte illusie en dat mag het publiek best weten. Een
belangrijk element van de aktie die de industrie moet onder
nemen, zal de film dienen te zijn. Audiovisuele middelen zijn
bij uitstek geschikt om een groot publiek met een zeer in
tens doordringingsvermogen te bereiken De spreker meen
de dan ook, dat de werkgeversverbonden en hun leden aan
deze middelen meer aandacht zullen moeten besteden. Dit
geldt niet alleen, zoals tegenwoordig vaak gebeurt, de pro-
dukten of het bedrijf en de bedrijfstak, maar ook de maat
schappelijke functie van de ondernemingen. Hij zou dit de
filmmakers als een boodschap willen meegeven.
Er zijn vervolgens in twee zalen 24 films vertoond met een
totale vertoningslengte van ongeveer 8 uur. Voor eventuele
inzending naar Finland waren 15 films aangemeld, verdeeld
over 8 categorieën, terwijl de overige 9 films „buiten mede
dinging" werden vertoond.
De selektiecommissie wees tenslotte 13 films aan, die
Nederland in Finland kunnen gaan vertegenwoordigen.
De beide overige films werden niet om kwalitatieve redenen
afgewezen, maar uitsluitend vanwege het feit, dat zij niet
konden worden ondergebracht in de bestaande internatio
nale categorie-indeling.
In de categorieën, bestemd voor een algemeen publiek, ver
wierf de film „The line", in opdracht van Philips geprodu
ceerd door Toonder Studio's B.V., het hoogste aantal punten
en kwam derhalve in aanmerking voor de toekenning van de
Prix d'Arnsterdam, die dit jaar voor de tweede maal is uit
gereikt.
Voor de overige categorieën geldt tot dusverre geen spe
ciale Nederlandse prijs en de selektiecommissie bepleitte
derhalve om daartoe in de toekomst eveneens over te gaan.
In die categorieën, zijnde de films bestemd voor een ge
specialiseerd publiek kreeg de film „Make the difference II"
„Think customer" gemaakt in opdracht van de K.L.M.,
door Carillon Audiovisual Media B.V., de hoogste waar
dering.
Mr. P. Y. Hondius, voorzitter van de Stichting Audiovisuele
Manifestaties, overhandigt de Prix d'Amsterdam aan de
heer J. Daudey, hoofd van het General Advertising Depart
ment van Philips. Namens de producent, Toonder Studio's
B.V., nam de heer J. W. Back (nog juist zichtbaar) de prijs in
ontvangst.
11