BONDSRAAD 11 MAART 1974 Op 11 maart 1974 is in Hotel Casa 400 te Amsterdam een buitengewone ver gadering van de Bondsraad van de Nederlandse Bioscoopbond gehouden, teneinde een aantal voorstellen tot re glementswijziging vanwege het Hoofd bestuur te behandelen. Het belangrijk ste hiervan was wel de voorgestelde wijziging van artikel 10 C van het Aan vullingsreglement Bondsvoorwaarden. De Bondsvoorzitter, de heer J. Nijland, gaf in zijn openingsrede een uitvoerig historisch overzicht van de reglemen taire overeenkomsten betreffende de filmhuurcondities en de betekenis in dit verband, van de voormalige vermake- lijkheidsbelasting en omzetbelasting en van de huidige B.T.W. Hij herinnerde eraan, dat het procentuele stelsel, dat bioscoopexploitant en filmverhuurder tot deelgenoten maakt, steeds essen tieel is geweest in de reglementering zoals die na de oorlog is opgezet. Vervolgens werden de voorstellen van het Hoofdbestuur alle zonder hoofde lijke stemming overgenomen. Het betrof hier drie wijzigingen en één aanvulling. Reglementswijzigingen 1. De nieuwe tekst van artikel 10 C van het aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden wordt vastge steld als volgt: Onder „opbrengst" wordt in dit hoofdstuk verstaan het totale be drag der bruto-ontvangsten aan toe gangsprijzen onder aftrek van vier komma acht procent over het ver schil van de bruto-recettes en de auteursprijs, alsmede van eventueel uit anderen hoofde door exploitant en verhuurder in bijzondere geval len overeen te komen aftrekposten. In de auteursprijs zal de door de verhuurder verschuldigde omzet belasting zijn begrepen". 2. De nieuwe tekst van artikel 7 C van het Algemeen Bondsreglementwordt vastgesteld als volgt: ,,Als toehoorders bedoeld onder B.b. hebben recht van toegang de leden van de Bond in de personen van hen die zijn: a. persoonlijk lid; b. vennoot van een vennootschap onder firma die lid is van de Bond; c. beherend vennoot van een com manditaire vennootschap die lid is van de Bond; d. bestuurder van een rechtsper soon die lid is van de Bond; e. bestuurder van een rechtsper soon die op zijn beurt bestuur der is van een andere rechts persoon, vennoot van een ven nootschap onder firma dan wel beherend vennoot van een com manditaire vennootschap, welke andere rechtspersoon of welke vennootschap lid is van de Bond; f. een persoon die ingevolge sta tutaire bepaling belast is met de dagelijkse leiding van een stich ting welke lid is van de Bond, mits het desbetreffende stich tingsbestuur de betrokkene schriftelijk heeft gemachtigd een benoeming in enigerlei Bonds functie te aanvaarden". 3. De nieuwe tekst van artikel 2 B van het Algemeen Bedrijfsregelement wordt als volgt vastgesteld: ,,De filmverhuurkantoren worden on derscheiden in vier categorieën, te weten: a. het verhuren aan bioscopen van films, daarbij begrepen per drie jaar ten minste zes nieuwe films (daaronder mede te verstaan re-issues) met een vertonings duur van meer dan een uur en met uitzondering van journaal- films; b. het verhuren aan bioscopen van losse actualiteiten; c. het verhuren aan bioscopen van joumaalfilms; cl. het verhuren aan bioscopen van Nederlandse films." 4. Aan artikel 12 van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmproduk- tie wordt toegevoegd een nieuw lid E: „Bij verhindering van de Vice- Voorzitter, de Penningmeester of de gedelegeerde van de afdeling be doeld sub A tot bijwoning van een vergadering van de Bondsraad zal in deze vergadering een lid van het Bestuur de plaats van de betrok kene als gedelegeerde van de af deling in de Bondsraad conform artikel 11d der Statuten kunnen innemen. Het bewuste Bestuurslid wordt door het Bestuur van de Afdeling benoemd uit de Bestuurs leden die niet als vaste gedelegeer den van de afdeling in de Bonds raad fungeren. De benoeming, die uitsluitend rechtskracht heeft ten aanzien van de desbetreffende ver gadering van de Bondsraad, wordt schriftelijk ter kennis gebracht van het Hoofdbestuur". Filmkeuring Tijdens de rondvraag informeerde de heer W. Hemelraad of het Hoofdbestuur reeds inzicht had inzake de te ver wachten gang van zaken betreffende het ontwerp-Zedelijkheidswetgeving. De Bondsvoorzitter antwoordde, dat er terzake niets nieuws te vermelden valt. Spreker had de indruk, dat de regering met het wetsontwerp nogal moeilijk uit de voeten komt. Het is inmiddels in ons land duidelijk geworden, dat men zich steeds minder de inmenging van een keuringsinstantie wil laten welgevallen en dat men buiten de kringen van de Bondsleden de Bioscoopwet steeds openlijker negeert. Spreker verzeker de, dat het Hoofdbestuur deze ontwik kelingen nauwlettend volgt. De Bondsdirecteur, de heer J. Th. van Taalingen, herinnerde er in dit verband aan, dat er twee wetsontwerpen tot wijziging van de Bioscoopwet bestaan. Het ene ontwerp is aanhangig gemaakt door de Kamerleden Visser en Voogd, het andere door de vroegere regering. De heren Visser en Voogd hebben aan hun wetsontwerp ook een voorstel ge koppeld om aan de burgemeester de bevoegdheid te ontnemen tot het ver bieden van bioscoopvoorstellingen. Het regeringsontwerp oppert het denkbeeld om een speciale adviescommissie in het leven te roepen, die in twijfelgeval len zou kunnen worden geraadpleegd. Ingeval van gunstig advies zou men de film vrijelijk in het openbaar kunnen vertonen, zonder dat de burgemeester of de Officier van justitie zou kunnen ingrijpen. Ongeacht deze twee ontwer pen is er een nieuw interimrapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswet- geving. Dit rapport gaat ervan uit, dat de Strafwet zal moeten worden gewij zigd, zodanig dat pornografie voor vol wassenen vrij zal zijn. Daarbij heeft men wel als restrictie gesteld, dat zo genaamde onverhoedse confrontatie met pornografie wel strafbaar moet kunnen zijn. Naar de mening van de commissie is er bij bioscoopvoorstel lingen geen sprake van onverhoedse confrontatie, zodat ten aanzien van de bioscoopvoorstellingen voor volwasse nen ingrijpen van de justitie niet zal geschieden. De commissie stelt zich verder op het standpunt, dat er wel jeugdbescherming moet zijn, onder jeugd te verstaan kinderen beneden 16 jaar. Ten aanzien van bioscoopvoor stellingen wenst de commissie daar naast nog een extra grens van 12 jaar. Over een eventueel ingrijpen van de burgemeester laat de commissie zich niet met zoveel woorden uit. Een en ander impliceert, dat een afschaffing van de filmkeuring voor volwassenen het gevaar blijft inhouden van ingrij pen van justitie en de burgemeester zolang de Gemeentewet en de Straf wet niet zijn herzien. 14

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1974 | | pagina 14