Commissie van geschillen 1) De Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: City Verhuur Maatschappij B.V., gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende aan de Herengracht 102 aldaar, eiseres contra G. Mulder, exploitant van het Luxor Theater, Westhaven kade 43 te Vlaardingen, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer, ingevolge artikel 12E van het Arbitragereglement) van de Nederlandse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrageregle ment van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 1 februari 1974 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk be schouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 6 maart 1974 op het Bonds bureau te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer A. F. N. van der Helm, ge machtigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen maar dat hij met een brief gedateerd 3 maart 1974 aan de Commissie heeft mede gedeeld, dat hij de ingestelde vordering geenszins be strijdt, maar dat hij wegens financiële moeilijkheden niet tot betaling in staat is; dat de heer Van der Helm namens eiseres in hoofdzaak verklaard heeft, dat gedaagde ondanks herhaalde aanma ningen met de betaling van de achterstallige filmhuur in ge breke is gebleven; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandse Bioscoop bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landse Bioscoopbond; dat gedaagd de ingestelde vordering niet heeft bestreden en dat deze vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn bepaald op 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen VEROORDEELT gedaagde voorts in de arbitragekosten, zijnde 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 6 maart 1974 De Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond: w.g. J. van Willigen, Voorzitter w.g. P. M. Buis, lid w.g. J. van Dommelen, lid w.g. H. W. Hagenberg, Secretaris 2) De Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: B.V. Metro-Goldwyn-Mayer Filmverhuur Maatschappij ge vestigd te Amsterdam en kantoorhoudende aldaar aan de Herengracht 102, eiseres contra G. Muider, exploitant van het Luxor Theater, Westhavenkade 43 te Vlaardigen, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Bijzondere Kamer, ingevolge artikel 12E van het Arbitragereglement) van de Nederlandse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitrageregle ment van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 1 februari 1974 een geschil contra gedaagde aanhangig heeft gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op woensdag 6 maart 1974 op het Bonds bureau te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer J. W. Stalknecht gemach tigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen, maar dat hij met een brief gedateerd 3 maart 1974 aan de Commissie heeft medege deeld, dat hij de ingestelde vordering geenszins bestrijdt, maar dat hij wegens financiële moeilijkheden niet tot betaling in staat is; dat de heer Stalknecht namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaningen met de betaling van de achterstallige filmhuur in gebreke is gebleven; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandse Bioscoop bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn on derworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn 27

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1974 | | pagina 27