De Algemene Rekenkamer en de controle op de filmproduktie Onlangs is het verslag van de Algemene Rekenkamer ge publiceerd inzake haar werkzaamheden over 1973. De Alge mene Rekenkamer heeft ingevolge de Comptabiliteitswet onder meer tot taak de uitgaven van Rijksgelden op recht matigheid en doelmatigheid te onderzoeken. Het geeft de burger een veilig gevoel, dat het Rijk met zijn belastinggeld de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht heeft te nemen. Wanneer diezelfde burger kennisneemt van de vele kritische opmerkingen die in de jaarlijkse rapportering van de Reken kamer worden gelanceerd, dan wordt het hem toch ook wel wat bang te moede. Kennelijk zit het met de besteding van zijn belastinggeld niet zo best. Bij nauwgezette lezing van het verslag van zo'n honderd pagina's blijkt het in de praktijk allemaal niet zo kwalijk te zijn als men geneigd zou zijn op grond van een eerste im pressie te veronderstellen. Een evident onjuiste besteding van overheidsgelden wordt slechts zelden door de Alge mene Rekenkamer gesignaleerd en de bedragen die daar mede gemoeid zijn, zijn veelal beperkt van omvang. Er res teren dan in hoofdzaak kwesties van formele aard. De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport over 1973 nogal wat aandacht besteed aan de Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films. Gezien de grote waarde die wij aan de functionering van de Rekenkamer hechten als toezicht houdend instituut, moet het ons van het hart dat wij teleur gesteld zijn over de bewuste rapportering. De benadering van de kant van de Rekenkamer is ons inziens formalistisch en eenzijdig. Wat is het geval? In december 1972 was volgens het verslag van de Rekenkamer door ambtenaren van de accountants afdeling van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk een onderzoek ingesteld, onder meer naar de besteding van de subsidies die door het Productiefonds waren verleend. Dit onderzoek zou zijn afgebroken wegens het ontbreken van voldoende gegevens. Voorts zou het Productiefonds bezwaar hebben gemaakt tegen het ver strekken van kostenoverzichten per film, met de motivering, dat die kosten reeds worden gecontroleerd door de Natio nale Investeringsbank N.V. of door de accountantsdienst van de Nederlandse Bioscoopbond. ,,ln december 1973", zo vervolgt het verslag, „ontving de Kamer (red.: d.w.z. de Rekenkamer) een exemplaar van het rapport inzake het voortgezette onderzoek van de departe mentale accountantsdienst. Daarin werd vermeld, dat door de accountantsdienst van de Nationale Investeringsbank N.V. sinds 1970 geen enkele grote speelfilm meer is ge controleerd, terwijl de accountant van de Nederlandse Bios coopbond de rapportering heeft beperkt tot slechts enkele projecten. De Kamer heeft de Minister in de loop van februari 1974 medegedeeld, dat zij deze gang van zaken betreurt. Zij heeft daaraan de vraag verbonden tot welke maatregelen het accountantsrapport hem aanleiding geeft". Laten wij vooropstellen, dat uit de informaties waarover wij beschikken, is gebleken, dat het Productiefonds volledig be reid is om Rijksaccountants toegang te geven tot de admi nistratie van het fonds en volledig mede te werken aan een door hen in te stellen onderzoek. Met grote verwondering heeft men daarom bij het Productiefonds kennisgenomen van de opmerking, dat het accountantsonderzoek wegens het ontbreken van voldoende gegevens zou zijn afgebroken. Bij het contact met de betrokken accountants einde 1972 is in die richting door hen niets gesuggereerd en nadien heeft er geen contact meer plaatsgehad. Het spreekt van zelf, dat met het oog op de verstrekking door het Productiefonds van financiële bijdragen aan film producenten een inzicht moet bestaan in de kostenposities, niet het minst door de samenhang die er is tussen de hoogte van de bijdragen, de door de filmproducenten te investeren bedragen en de regeling die er is getroffen ten aanzien van de terugbetaling der bijdragen die in de vorm van kredieten worden verstrekt. Met het oog hierop worden de kredieten door het Productie fonds in termijnen verleend, zodanig, dat na de betaling van een termijn geen nieuwe termijn zal worden voldaan, al vorens de producent de aan het Productiefonds verbonden accountant zal hebben aangetoond, dat een nader bepaald bedrag aan produktiekosten is uitgegeven. Door dit systeem is het Productiefonds ervan verzekerd, dat de kredietver lening in de pas loopt met de door de producent verrichte uitgaven. De eindcontrole ter zake van de kostenbestedingen ge schiedde aanvankelijk door de Nationale Investeringsbank N.V. of door de accountantsdienst van de Nederlandse Bios coopbond. Uit utiliteitsoverwegingen heeft het Productie fonds in de loop van 1972 besloten om die eindcontrole te vervangen door een controle vanwege een als openbaar accountant optredend registeraccountant. De producent is gehouden om binnen enkele maanden na het gereedkomen van de masterprint van de film het Productiefonds een rap port van een zodanige accountant over te leggen omtrent diens bevindingen met betrekking tot de controle der kos tenbestedingen, onder opneming van een gedetailleerd over zicht van die bestedingen. Men moet vooral niet denken, dat wij hier uit de school klappen. Met deze systematiek is het Productiefonds nooit geheimzinnig geweest en in de nota inzake de produktie

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1974 | | pagina 3