BELGISCH - NEDERLANDS FILMCOLLOQUIUM
City 1, 2 en 3 in Groningen
Op 8 en 9 november is nabij Brussel en wel in het bekende
conferentie-oord Kasteel van Ham te Steenokkerzeel op ini
tiatief van het Belgische Ministerie van Nationale Opvoe
ding en Nederlandse Cultuur een colloquium gehouden,
waaraan door beide landen met circa 30 personen is deel
genomen.
De Nederlandse delegatie was, behoudens voor wat betreft
een tweetal vertegenwoordigers van respectievelijk de Be
drijfsafdeling Filmproducenten en Filmverhuurders, die recht
streeks door de Belgische overheid waren gevraagd, samen
gesteld op voordracht van de afdeling film van ons Ministe
rie van C.R.M. Aldus waren aanwezig een aantal produ
centen en vertegenwoordigers van het Productiefonds, de
Raad voor de Kunst, de N.B.F., de alternatieve film (Fugitive
Cinema en Film International) en van de Ministeries van
C.R.M., Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken (R.V.D.).
Het programma omvatte als hoofdonderwerpen: filmthema-
tiek, technische infrastruktuur, administratieve en financiële
infrastruktuur, filmmarkt (distributie en exploitatie) en ver
houding film/televisie, welke zaken door even zovele werk
groepen zijn besproken en waaruit per groep bepaalde con
clusies zijn voortgevloeid.
Uiteraard liet de beschikbare tijd niet toe de veelal com
plexe materie uitputtend te behandelen, maar dit was dan
ook niet de opzet.
Bij de slotzitting op zaterdagmorgen was ook de Belgische
Minister van bovengenoemd departement aanwezig, die de
rapporten van de verschillende commissies aanhoorde zo
wel als de eindconclusies, die in een vijftal hoofdpunten
door het presidium waren samengevat.
Deze slotconclusies luidden als volgt:
1. Het is gewenst een nauw kontakt te onderhouden tussen
de subsidiërende instanties in België en Nederland. Dit
kontakt moet bevorderd worden door een kontaktcom-
missie samengesteld uit vertegenwoordigers van die in
stanties.
2. Het is verder gewenst, dat een regelmatig kontakt wordt
onderhouden tussen producenten, filmers, scenaristen en
andere in beide landen bij de filmproduktie betrokken
personen, naar het voorbeeld van het Colloquium van
Steenokkerzeel. Gepleit wordt voor het houden van een
dergelijk overleg tenminste éénmaal per jaar.
3. De vergadering acht het noodzakelijk studie te maken
van de mogelijkheden tot samenwerking tussen de film
produktie en de televisie, aangezien het gescheiden
voortbestaan van film en televisie verspilling van kapi
taal en talent met zich meebrengt.
4. De vergadering pleit voor bevordering van de distributie
en de exploitatie van nederlandstalige films door stelsel
matige voorlichting, door uitbreiding van de werking van
Unibel (de exportorganisatie van de Belgische filmindus
trie) en andere middelen, waarvan de mogelijkheden op
korte termijn moeten worden onderzocht.
5. Voor een goede samenwerking op filmgebied acht de
vergadering het essentieel dat de struktuur van de sub
sidiëring in beide landen zoveel mogelijk vergelijkbaar is;
zowel de Belgische als de Nederlandse deelnemers
aan het Colloquium bepleiten met klem de totstandko
ming in overleg met de betrokkenen van een Filmproduk-
tiefonds in België, ter vervanging van de thans bestaan
de werkwijze.
De Minister hield vervolgens een zeer positieve toespraak
tot de deelnemers aan het Colloquium, waarvan de hoofd
zaak werd gevormd door de toezegging, dat op korte termijn
ook in België zou worden overgegaan tot het instellen van
een Produktiefonds, opdat speciaal bij co-produkties op ba
sis van gelijkvormigheid qua financiering en administratie
zou kunnen worden samengewerkt.
De onderhavige bijeenkomst is door de gezamenlijke aan
wezigen als positief ervaren. Het is waarschijnlijk, dat het
volgend jaar in ons land een soortgelijk gesprek door C.R.M,
georganiseerd zal worden.
Wij achten vooral de conclusie van het colloquium van groot
belang, dat ook in België tot instelling van een Productie
fonds zou moeten worden overgegaan. Hieruit blijkt de waar
dering die men in grote kring heeft voor de wijze van func
tionering van ons Productiefonds, een wijze van functione
ring die zeer nauw samenhangt met zijn struktuur. De con
clusie van het colloquium is ook in dit opzicht van betekenis
en mogelijk een nuttige aanwijzing voor hen die met niet af
latende energie op strukturele wijzigingen van het Productie
fonds tamboereren.
Op woensdag 18 september heeft de wethouder Drs. M. J.
van den Berg de officiële opening verricht van de „Willem
Lodewijk Passage", een stuk stadsreconstructie in het cen
trum van Groningen.
Bij de opening was het Hoofdbestuur vertegenwoordigd door
de heren Drs. i. Ph. Wolff en J. Th. van Taalingen, Bonds
directeur.
In het complex zijn drie bioscopen onder één dak opge
nomen, namelijk City 1 (212 plaatsen), City 2 (135) en City 3
(136). De theaters hebben alle dezelfde stoelen, maar de
stoffering verschilt enigszins per theater. Alle drie de zalen
bezitten een zeshoekig projectiescherm (welke eigenaardig
heid tot een handelsmerk van het City-concern lijkt uit te
groeien).
Er is één kassa en één (geautomatiseerde) projectiecabine.
Er is een ruime gemeenschappelijke hal met een aantal zitjes
en een bar voor verfrissingen. Voorts beschikt het complex
over een fraaie foyer, die tevens voor niet-bioscoopbezoc-
kers toegankelijk is.
Al met al: een prachtige aanwinst voor het bioscooppark in
de stad Groningen.
De theaters worden geëxploiteerd door City Exploitatie Maat
schappij B.V. te Amsterdam.
(Zie ook pagina 21)
Een deel van de centrale hal van het nieuwe City-bioscopen-
complex in Groningen.
14