R Ruivenkamp
„een filmrubriek van 50 pagina's
per week".
26
minste een aantal produktiegroepen
gevormd, die het niet bij een enkel
produktieavontuur willen laten, terwijl
er vroeger toch eigenlijk maar één
producent met ervaring was: Rudi
Meyer.
Nu hebben we de produktiegroepen
Scorpio, Rob Houwer Film en Parkfilm
die alle drie films in produktie hebben
en Fuga Film, die nadat ze de dokter
hebben laten verzuipen, weer een ge
zondere basis hebben gekregen om
voort te gaan.
Zonder het Produktiefonds is de Ne
derlandse filmproduktie ondenkbaar.
Wie een bank kent die bereid is zijn
geld in Nederlandse films te steken,
mag het zeggen. Het bestuur van het
Produktiefonds staat van tijd tot tijd
aan kritiek bloot en we mogen erop
rekenen dat de Rekenkamer rekening
en verantwoording zal blijven wensen
over die geldsmijterij.
Gezonde kritiek kan geen kwaad, maar
het zou toch ook wel es gezegd mogen
wezen dat de leden van het bestuur
jaarlijks toch maar een grote hoeveel
heid tijd beschikbaar dienen te stellen
om hun werk moeilijk en vaak on
dankbaar als het is te blijven doen.
Wij producenten mogen hen daarvoor
zeer erkentelijk zijn en daarbij beden
ken dat, als er van kritiek op het beleid
sprake is, wie er onder ons dan zou
zijn die het voor ons allen beter zou
doen.
Ik wil het bestuur graag toewensen
dat ze in steeds ruimere mate produk-
tiegelden krijgen toegewezen en dat ze
de juiste mensen zullen kunnen vinden,
die tezijnertijd voor plaatsvervanging
en doorstroming kunnen zorgen. Deze
erkentelijkheid wilde ik hen niet gaarne
onthouden.
Blijft dan, nog het grootste probleem,
dat van de te verfilmen stof. De enigen,
die daarmee geen probleem blijken te
hebben zijn alweer Pim en Wim, die
hun 12e film bijna gereed hebben. En
ze gaan maar door, zoals ze ook zelf
zeggen: Pim and Wim cannot be stop-
ped anymore!
Stel u voor, ik begin pas aan mijn
zesde, zij hebben er al twee maal zes
gemaakt. Dit twaalfde hebben ze uit
erkentelijkheid opgedragen aan het
Produktiefonds. Hij heet dan ook
„Wraak".
Begrijpt u nu waarom ik in de aanvang
van mijn betoog heb gezegd dat het
interessanter was geweest als zij hier
in mijn plaats hadden gestaan? Mis
schien een tip voor volgend jaar.
Een tijdje geleden verscheen ik voor
mijn hoofdredacteur met de meest
recente Haagse statistiekcijfers. Ik
citeerde daar uit zo'n kleine twee-
eneenhalf miljoen bezoekers voor de
Haagse bioscopen. Het aantal bezoe
kers voor toneelvoorstellingen was
daar zo'n tien procent van, het aantal
belangstellenden voor sport (inclusief
het betaalde voetbal) lag op iets meer
dan tien procent.
Ik concludeerde snel: zes pagina's
sport op maandag of nog meer. Dat
betekent dus gezien de publieke voor
keur dat ik vrijdag zo'n vijftig pagina's
krijg voor mijn filmrubriek.
Mijn hoofdredacteur schudde ongelo
vig het hoofd. Als ik hem zou hebben
verteld dat de sportinteresse van de
Hagenaars ongeveer tien maal zo groot
zou zijn geweest als die voor de
bioscoop, zou hij vermoedelijk instem
mend geknikt hebben. Zo van dat-kan-
best-kloppen.
Ik heb hem met de gemeentecijfers in
de hand kunnen overtuigen. Maar die
vijftig pagina's per week heb ik na
tuurlijk niet gekregen. Eerlijk gezegd
ik zou ook niet weten hoe dat karwei
geklaard zou moeten worden.
Ik hoop dat U mij niet kwalijk neemt,
dat ik een beetje van Den Haag uit
filosofeer. Dat is de situatie, die ik
vanuit mijn werk het beste ken. U
weet, Den Haag is een moeilijke film-
stad, waar veel ambtenaren wonen,
die niet gemakkelijk tot enthousiasme
te brengen zijn.
VERKEERD IMAGE
Wat ik met dit voorval maar wil beto
gen is dat de bioscoop in Nederland
een duidelijk verkeerd image heeft. De
meeste Nederlanders spelen de be
richten van tot ongeveer de helft da
lend bioscoopbezoek nog door het
hoofd.
Maar dat het nu weer stijgend aantal
met zo'n 25 miljoen een veelvoud be
tekent nog altijd van het bezoek
aan culturele en sportmanifestaties,
komt nooit ter tafel.
Dat vind ik erg jammer. Het Neder
landse bioscoopbedrijf maakt op mij
vaak de indruk van een aangeslagen
bokser, die hoopt met een punten-
nederlaag de laatste gong te halen.
Maar waar is dat voor nodig, waarom
moet men in de verdediging?
Die indruk van een totaal verkeerd
idee bij het publiek wordt bevestigd
door gesprekken met bioscoopbedrijfs
leiders. Die krijgen soms van kennis
sen onbewimpeld te horen: heb je al
een nieuwe baan? Ze gaan er gemaks
halve maar vanuit dat de bioscoop zijn
langste tijd gehad heeft.
Daarmee ben ik het volstrekt oneens.
Anders stond ik hier niet, begrafenis
redevoeringen zijn zeker niet mijn
sterkste kant en daar onttrek ik mij
graag aan.
Wat ik U vanmiddag graag zqu aan
praten vanuit mijn functie als filmcriti
cus is een nieuw geloof, een nieuw
elan. De bioscoop heeft toekomst. Als
U dat alleen maar hoorde van een
filmbeschouwer, die van huis uit altijd
een wel of niet vermomde idealist is
en die dan ook veel aan wishful
thinking doet dan zou U daar terecht
de schouders over kunnen ophalen.
Maar er zijn gelukkig ook nog kon-
kretere gronden om aan te nemen dat
er meer muziek zit in de filmtoekomst.
Een Amerikaanse filmmaatschappij
maakte onlangs bekend dat de eerste
negen maanden van dit jaar financieel
de beste uit haar geschiedenis geweest
zijn. Het gaat weer wat beter in
Amerika. Onvermijdelijk zullen wij
daarin volgen. De Nederlandse film
krijgt wat meer grond onder de voeten,
de filmtechniek komt in haar ontwikke
ling de kleinere producerende landen
te hulp.
Ons bioscooppark raakt in de laatste
jaren duidelijker aangepast op de ver
anderde wensen van de klanten, al is
dat nog maar het begin in een ont
wikkeling.
Het zijn maar enkele aanwijzingen tot
betere vooruitzichten.
Maar in de eerste plaats zal het
bioscoopbedrijf van dat begrafenis
aureool afmoeten. Gewoon omdat dat
bezijden de waarheid is. Maar het be
staat wel bij miljoenen Nederlanders.
Als filmschrijver in een krant spreek je
tot een anonieme massa. Hoe dat over
komt is alleen maar te bevroeden.
Stellig niet zo positief als je wel zou
hopen. Ik doe mijn best, maar ik vrees
dat ik deel in de scepsis, die er bij
grote massa's ten aanzien van de film
bestaat. In de persoonlijke kring hoor
je dat wantrouwen dan nog wel eens
uitgesproken met de vraag: ja, maar
wat vind je er nu werkelijk van? Er
blijkt een ongeloof uit over wat de
bioscopen te bieden zouden kunnen
hebben. Goed, U zegt het mij, dat is
mijn schuld. Maar toch ook wel de
Uwe. Als er bij een groot publiek de
mening leefde, dat de film een belang
rijker plaats inneemt dan het zelf ver
onderstelt, dan had ik zeker meer
armslag om daar van te getuigen.
Weg dus met dat verkeerde image en
in de aanval.
Het onbegrip, de twijfel weg te nemen
bij miljoenen vind ik vooral een taak
voor U.
Dat is geen eenvoudige, ik weet het.
Nederlanders zijn gauw bereid het be
roerdste te geloven. Maar het is een