zaak van overleving. Werken vanuit de gesteldheid dat het onze tijd wel uit zal duren is nooit de beste om aan de win nende hand te raken. Ik geloof, dat ik aardig buiten mijn boekje ga met U dit allemaal voor te houden. Ik zou het over de Neder landse film en de kritiek hebben. Maar ik vond dit zo'n unieke gelegenheid om eens uit te spreken wat mij al een tijd hoog zit, dat U mij dat, hoop ik niet kwalijk neemt. KASPLANTJE De Nederlandse film is en blijft een kasplantje. Het heeft weinig zin om dat te verbloemen, of we daar nu posi tief over willen zijn of daar sceptische gedachten over hebben. Alleen het simpele feit al dat buitenlandse pro- dukten voor tienduizenden guldens kunnen worden aangekocht en een nationaal produkt een investering van tonnen vergt, houdt een ongelijke con currentie in stand, die niet optimistisch stemt. Dat de industrie van onze speelfilms op een mooie dag nog eens selfsup porting zou kunnen functioneren, mo gen we dan ook wel meteen vergeten. Steun van overheid en het filmbedrijf zullen altijd noodzakelijk blijven. Eigen lijk zouden we zo reëel moeten zijn dat we de Amerikaanse vuistregel overne men uit Hollywood, dat één succes volle film, het verlies van zes, zeven andere goed moet maken. Daar durven we maar liever niet aan te denken. Trouwens dat is ook niet helemaal noodzakelijk, want de verhouding suc cesnummers tot flops ligt hier gelukkig wat gunstiger. Tenminste dat is maar een indruk, want er bestaat een waas van geheimzinnigheid om de uitkom sten der Nederlandse filmproduktie. En of Het Parool en de Haagse Post daar ooit juiste cijfers over hebben bekend gehaakt is dan ook de vraag. Moeten we er dus maar mee ophou den, met de Nederlandse speelfilm ge zien de goedkopere import en de ge ringere risico's die daaraan vast zitten? Stellig niet. Er zijn namelijk vele redenen te be denken, waarom we toch moeten door gaan. In de eerste plaats is het Neder lands publiek zo aardig om toch altijd een gemiddeld grotere interesse te tonen voor een Nederlandse film dan voor een buitenlands produkt, zelfs als zo'n film in allerlei opzichten achter blijft bij een Amerikaanse, Engelse of Franse film, die ook' voor veel meer geld gemaakt kan worden. Dat is dus al één zekerheid, een steuntje in de rug. Het is vooral de laatste jaren dan ook geen uitzonde ring meer dat er enkele Nederlandse films tussen de toptien hoog genoteerd staan. Dat we de Nederlandse film ook om een andere reden in ere moeten hou den, heeft weer te maken met het image van onze bioscoop. Het is zo iets als de handelsbalans: wie alleen maar importeert en niet exporteert komt op een gegeven moment scheef te zitten. Nu geloof ik niet zo in een grote export van Nederlandse films naar het buitenland. Daarvoor is een moeizame marktbewerking nodig. Een paar duizend films worden er per jaar in de wereld gemaakt en waarom zou den er dan voorkeuren bestaan voor een produkt in een moeilijke taal, in een tijd nog wel dat de aandacht zich steeds meer concentreert op een blok geheide (meest Amerikaanse) succes- films, die tot het laatst worden uitge molken? WISSELWERKING Neen, ik denk hier eerder aan een binnenlands evenwicht. Een film uit het buitenland is in zekere zin een dood produkt, een registratie in een paar trommels van wat ergens ver weg is klaargestoomd. Er bestaat geen direct spontaan kontakt met de makers daar van. Voor een vitale filmkultuur is het van een wezenlijk belang, dat het publiek een wisselwerking ervaart tus sen de mensen, die bezig zijn hun ideeën in filmbeelden te vertalen en zichzelf. Film heeft dan wel alle midde len tot zijn beschikking om een grote mate van realisme op te roepen, echt realisme is het nooit. Daarvoor heeft hij een te eigen taal en is meer dan een transportmiddel tussen een direct constateerbare werkelijkheid en de toeschouwer geworden. Film gaat vaak het directe realisme te boven en het is dan ook niet vreemd dat over Holly wood het begrip droomfabriek in zwang kwam. Is het dan niet logisch dat ons Neder lands publiek een middel tot toetsing wenst. Wie zijn wij zelf op die andere planeet, dat wil zeggen in de bioscoop? Jaren lang is onze Calvinistische aard als de schuldige genoemd voor de geringe interesse in de bioscoop. Met een frequentie van nog geen twee bioscoopbezoeken per jaar per Neder- 27

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1974 | | pagina 27