MIDDAGDISCUSSIE gedacht. Trouwens ook prestigevergro- ting is een belangrijke vorm van com mercie. België overweegt nu ook de instelling van een Produktiefonds. Een idee dus dat school maakt. Het systeem daarachter kan verbeterd worden. Ondanks de andere maat schappelijke orde gebruikten de Tsje chen een opzet met aantrekkelijke kan ten. Creatieve teams van schrijvers en regisseurs in wisselende functies kon den al in eerste instantie doen aan interne kwaliteitsbewaking van de ge opperde ideeën. Nico Crama signa leerde dat al eens. Gezien vooral het tekort aan goede scenaristen mis schien een oplossing waar veel al te individualistisch werkende filmers met een Chaplin en Tatisyndroom tegen zichzelf beschermd kunnen worden. INFORMATIE OP TV Het bestaan van de tv is niet meer te ontkennen. Het vertonen van films in de huiskamer neemt hand over hand toe. Het heeft mij altijd verbaasd dat het filmbedrijf bij het afstaan van haar produkten niet meteen heeft bedongen, dat er behoorlijke informatierubrieken over nieuwe films komen. In vergelij king met de ons omringende landen is de voorlichting over wat er in de bioscopen te verwachten is allerbe roerdst. Dat is voor een vrijetijdsbeste ding, die zoveel Nederlanders aangaat, onaanvaardbaar. Er staan vele seinen op groen. Je merkt dat aan kleine dingen. De opinie weekbladen hebben een hernieuwde belangstelling voor film. Ze moeten daar dus iets in zien. Steeds meer boekhandels durven het met filmboe- ken aan. Maar om het filmklimaat blijvend te verbeteren zijn er een aantal stimulan sen nodig, zeker wat de Nederlandse film betreft. Een gecoördineerde en daardoor geïntensiveerde publiciteit zou dunkt mij geen kwaad kunnen in de vorm, waarin Unifrance en Unibel dat doen. Misschien kan er met de Belgen kontakt gezocht worden om hun initiatief van een nationale flim- markt tot een Beneluxmarkt te maken. Het zou niet moeten kunnen dat een veelgeprezen film als Sluizers ,,Joao en het mes" de mist in gaat zoals die deed. Als men circa een miljoen in een speelfilm investeert, schijnt het mij on zakelijk toe als er niet ook nog wat geld wordt besteed om te onderzoeken hoe zo'n film het best tot een publiek komt. Dat is nog maar een kwestie van duizenden guldens. In Amerika doet men dat tenslotte ook met try-outs. Ook een beperkte uitbrengsubsidie zou een film vaak uit de startblokken kunnen helpen. NIEUW ELAN Enfin, het is mijn voorrecht als criticus hier meer de film zelf te mogen ver dedigen dan mij met economische aspecten bezig te houden, al zal ik daar in bescheiden mate oog voor moeten hebben. Film is naar mijn mening het belang rijkste artistieke uitdrukkingsmiddel, de belangrijkste stem van onze bescha ving, in deze eeuw. Daarom moeten we ook wat verder willen kijken dan de kassa. De criticus is in dat pogen een soms hindelijk schijnende idealist. Ik hoop echter dat ik U met deze woor den heb kunnen aantonen en nu varieer ik de slagzin van een omroep vereniging dat „Uw beste vrienden bij de critici zitten". Voor U nu sceptisch gaat kijken, eindig ik, maar niet zonder U succes te heb ben gewenst met het nieuwe en jeug dige élan, dat ik bij U in de toekomst hoop aan te treffen. De heer Van Taalingen dankt de heren Bosman, Haanstra en Ruivenkamp voor hun betoog en geeft het woord aan de zaal. De heer A. F. Wolff geeft te kennen, dat het betoog van de heer Ruivenkamp hem in hoge mate geboeid heeft. Twee punten hebben bijzonder indruk op hem gemaakt. Het ene punt is, dat wij van het image af moeten, dat het zo slecht met het bioscoopbedrijf gaat. Spreker is het in dit opzicht volledig met de heer Ruivenkamp eens. Het ontstaan van dit image hangt overigens samen met de strijd tegen de onrechtvaardige vermakelijkheidsbelasting. Wij hadden deze belasting nooit afgeschaft kunnen krijgen als wij niet hadden kunnen aantonen, dat het economisch gespro ken slecht met onze bedrijfstak gesteld was. De overheid blijkt trouwens nog steeds niet overtuigd. Nadat de ver makelijkheidsbelasting eindelijk was afgeschaft, werd het film- en bioscoop bedrijf meteen in het hoogste B.T.W.- tarief geplaatst, daarmede in voor ons ongunstige zin afwijkend van bijvoor beeld kranten en boeken. Spreker is ervan overtuigd, dat het Hoofdbestuur alles in het werk stelt om het hoge B.T.W.-tarief te vervangen door een lager tarief, zoals ook in de meeste andere Europese landen gebruikelijk is. Wat de mening van het bedrijf zelf betreft, is spreker het niet geheel eens met de heer Ruivenkamp. Het bedrijf zelf is ten aanzien van de toekomst wellicht optimistischer dan naar buiten blijkt. Juist de laatste tijd geeft men door nieuwbouw en dergelijke uiting aan een zeker vertrouwen in de toe komst. Er heeft nieuwbouw, inbouw en vernieuwing plaatsgevonden op grote schaal. Hiermede zijn grote bedragen gemoeid, die men er niet ingestoken zou hebben als men in de toekomst geen rendement van deze investerin gen zou verwachten. Daarnaast getui gen ook de aktiviteiten van de Neder landse speelfilmproducenten van ver trouwen in de toekomstige ontwikke ling van het film- en bioscoopbedrijf in Nederland. Het feit dat men het toch telkens maar weer gewaagd heeft en nog waagt te beginnen aan riskante filmprodukties, ondanks het feit dat de overheid deze aktiviteiten met een bij drage steunt die in geen verhouding staat tot de bijdrage aan een aantal andere culturele aktiviteiten, wijst dui delijk in deze richting. Jammer genoeg, zo vervolgt de heer Wolff, worden de inspanningen van het film- en bioscoopbedrijf op dit ge bied bijna nooit door de filmcritici op dezelfde positieve manier benaderd en begeleid als thans door de heer Rui venkamp is gedaan. Maar al te veel critici boren met veel gemak een film de grond in, enkel omdat deze niet voldoet aan de speciale eisen die een zeer klein deel van het publiek stelt. Niemand zal op het idee komen een operette én een opera met dezelfde normen te lijf te gaan, maar ten aan zien van de film is het heel gewoon, dat men elke film aan dezelfde hoge culturele standaard afmeet, terwijl in zeer vele gevallen niets anders be doeld is dan het verschaffen van een avondje plezierig vermaak. Deze woorden worden met applaus van de zaal ondersteund. De heer Ruivenkamp wijst erop, dat het vertrouwen dat het film- en bio scoopbedrijf in zijn toekomst heeft nog niet duidelijk is doorgedrongen tot het publiek. Naar zijn mening moet er systematisch naar gestreefd worden, dat deze positieve indruk ten aanzien van de toekomst ook duidelijk naar buiten toe uitgedragen wordt. De heer Van Taalingen merkt ter aan vulling van de woorden van de heer Wolff nog op, dat, wanneer de Bio scoopbond in zijn publicaties iets laat blijken van een elan of van een posi tieve benadering van de problematiek, zulks dan praktisch nooit in de publi caties van de filmcritici terug te vinden is. Er gaat bijvoorbeeld geen jaar voor bij, zonder dat in ons jaarverslag de opmerking wordt gemaakt, dat wij op het gebied van het openbaar vermaak verreweg de grootste en belangrijkste sector vormen. Als wij positieve dingen schrijven of plannen entameren, vindt dat geen of nauwelijks aandacht. De heer Schaap sluit zich aan bij de woorden van de heer Wolff, met dien verstande, dat hij nadrukkelijk een uitzondering maakt voor het jour- 30

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1974 | | pagina 30