HET BONDSCONGRES
In dit nummer is uitvoerig aandacht besteed aan het Bondscongres hetwelk voor
de derde achtereenvolgende maal heeft plaatsgevonden.
De betekenis van het Bondscongres schuilt niet in de laatste plaats in zijn functie
als ontmoetingspunt van de leden. Uit de aanwezigheid van meer dan 300 bedrijfs-
genoten valt op te maken, hoezeer er behoefte bestaat aan onderling contact op
brede basis, aan communicatie over onderwerpen van meer algemene strekking dan
de onderwerpen waarover gebruikelijk in de contacten tussen de leden indivi
dueel of in organisatorisch verband wordt gediscussieerd. De Filmbeurs, die in
dit opzicht ook nog een belangrijke rol zou kunnen spelen, heeft niet meer de aan
trekkingskracht en de glans van vroeger. Toen placht men naar de beurs te gaan,
ook al was dat zakelijk gezien niet direct nodig. Nu gaat men naar de beurs voor
zover dat zakelijk vereist is. En dat is veel minder nodig dan vroeger, omdat de
zaken thans in hoofdzaak in de kantoren worden afgedaan.
De tijd voor frequent "sociaal" contact ontbreekt veelal. De behoefte daaraan blijft
nochtans bestaan, zij het kwantitatief aangepast aan de beperkte tijd die daarvoor
nu eenmaal resteert.
Het is begrijpelijk, dat velen na afloop van het congres de wens uitten om meer
contactmogelijkheden te scheppen, een suggestie die zeker de moeite van het
overwegen waard is.
Het congres werd gehouden in de tevens als congreszaal in gebruik zijnde Bioscoop
Catharijne te Utrecht. Deze sfeervolle accommodatie heeft stellig tot het welslagen
van het congres bijgedragen.
In de ochtenduren is het thema "Bioscoop en Horeca" aan de orde geweest. Het
deskundige woord werd gevoerd door Drs. A. W. Merk, Secretaris van het Be
drijfschap Horeca, die sprak over de raakpunten tussen de horeca-ondernemers en
de bioscoopexploitanten, en de heer J. van Willigen, die als bioscoopexploitant en
vanuit zijn ervaring op horecagebied de horecafunctie van bioscopen onder de
loep nam. De beide sprekers zijn erin geslaagd een bepaald niet gemakkelijk on
derwerp op interessante en boeiende wijze te brengen.
Des middags was het thema "De Nederlandse hoofdfilmproduktie en haar toe
komstmogelijkheden" aan de orde. Sprekers waren de heren J. G. J. Bosman, Secre
taris van de Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films, Bert Haanstra, die als
filmproducent en -regisseur geen nadere introductie behoeft, en P. Ruivenkamp,
filmredakteur van de Haagsche Courant. De sprekers hebben er goed aan gedaan
de inhoud van hun lezingen af te stemmen op een groot en gevarieerd gezelschap
door het thema zoveel mogelijk in algemene zin te behandelen. Voor de belang
wekkende beschouwingen die zij aan de toekomst van de nationale filmproduktie
hebben gewijd, hebben zij terecht veel waardering geoogst.
Van de zijde der leden is intensief gebruik gemaakt van de discussiemogelijkheden,
menigmaal overeenkomstig het woord van Vondel "wat op 's harten grond leit, dat
welt me naar de keel". De omstandigheid, dat daardoor wel eens van het eigenlijke
congresthema werd afgedwaald, heeft, in aanmerking genomen de aard en de bete
kenis van de gemaakte opmerkingen, geenszins storend gewerkt.