A. W. Merk
„wij hebben een aantal
gemeenschappelijke belangen'
Mijnheer de voorzitter, dames en he
ren, graag gebruik ik deze gelegenheid
om in Uw gelederen eens het woord
te voeren over een bijzonder interes
sant onderwerp, namelijk de raakpun
ten tussen de horeca-ondernemers en
de bioscoopexploitanten. Deze raak
punten zijn er wel degelijk, en ze zijn
ook duidelijk aanwijsbaar. Wanneer ik
dit zeg is dit niet een gevoelsmatige
kwestie, of een veronderstelling, maar
een bewering, die stoelt op weten
schappelijk onderzoek.
Daar is zojuist door Uw voorzitter ook
al op gewezen.
Zowel in Uw kring, als ook in onze
kring heeft men behoefte gevoeld om
consumentenonderzoeken in te stelien,
teneinde een beter en gefundeerder in
zicht te krijgen in het gedragspatroon
van de bezoekers van ons beider be
drijfstakken.
Op grond hiervan hebben deze be
drijfstakken, in het uitgaanspatroon zo
nauw aan elkaar verwant, uitgebreide
gegevens gekregen over wensen en
behoeften van het publiek.
Het publiek waar wij mee te maken
hebben, dat wil zeggen het uitgaande
publiek, maar ook het publiek dat nog
niet uitgaat, maar dat wij tot uitgaand
publiek willen maken. Wat betreft Uw
sector, dat is zojuist al gememoreerd,
heeft er een recent onderzoek plaats
gevonden door het Instituut voor Psy
chologisch Marktonderzoek te Schie
dam. Dat is uitgebreid gepubliceerd in
Uw Bondsorgaan en ik neem zonder
meer aan, dat U daar allemaal uitge
breid kennis van hebt genomen.
Ik heb het ook gelezen, en het was
juist gezien de raakvlakken die tussen
onze bedrijfstakken bestaan, bijzonder
interessant er kennis van te nemen.
Ook is Uw bedrijfstak nog het onder
werp geweest van andere onderzoekin
gen, zoals dat van de Utrechtse socio
logen Kamphorst en Van Besouw, die
in 1970 een onderzoek hebben inge
steld naar de avondbesteding van de
Utrechtse bevolking.
Van oudere datum zijn de vrijetijdsbe-
stedingsonderzoeken van het C.B.S.,
en een onderzoek, ik meen van het
reclamebureau Prad, naar het uitgaven
patroon van de tieners en de jonge
gehuwde vrouw.
Deze onderzoekingen waren zowel
voor onze als voor Uw sector van
groot belang.
CAMPAGNE
In 1960 heeft het Bedrijfschap Horeca
besloten een grote aktie te gaan voe
ren om het uitgaan te bevorderen.
Voordien hebben wij een uitgebreid
onderzoek naar het marktgedrag, om
het maar zo te noemen, van het Neder
lands publiek ingesteld, en dat heeft
uitgewezen, dat er inderdaad in die tijd
een behoorlijke drempelvrees bestond
voor het bezoeken van horecagelegen
heden.
Deze drempelvrees stoelde soms op
religieuze overwegingen, soms op
haast nostalgisch te noemen sociale
overwegingen, waarmee ik wil zeggen
dat de oude socialistische opvatting
van "ach vader, niet meer" hierbij een
rol heeft gespeeld.
Door het onderzoek kwamen wij tot de
conclusie, dat er iets aan gedaan
moest worden om die drempelvrees bij
het publiek weg te halen en toen zijn
wij met een grootscheepse reclame
campagne begonnen, waarvoor wij
f 500.000,per jaar hebben uitge
trokken.
Als ik wij zeg, spreek ik over het Be
drijfschap Horeca.
Dat is een publiekrechtelijk lichaam,,
een lichaam dat op grond van de wet
op de bedrijfsorganisatie is ingesteld,
en daarmee ook bepaalde publiekrech
telijke bevoegdheden heeft gekregen.
Wij zijn dus geen particuliere organisa
tie, geen zuivere ondernemers organi
satie, wij zijn een wettelijk lichaam,
waarin vertegenwoordigd zijn zowel
werkgevers als werknemers uit onze
bedrijfstak.
Er is een paritair bestuur met dertien
vertegenwoordigers van de werkne
mersgroeperingen en dertien vertegen
woordigers van de werkgeversgroepe
ringen.
Wij hebben publiekrechtelijke be
voegdheden, bijvoorbeeld in de zin van
het opleggen van heffingen, waardoor
wij ook allerlei aktiviteiten kunnen be-