Filmbehandeling Gelet op de steeds stijgende kosten van het filmmateriaal, waardoor een getitelde kopie van een kleurenfilm tegen woordig gemiddeld ca. f 5.000,kost, is het van veel be lang, dat aan de behandeling van het filmmateriaal zoveel mogelijk aandacht wordt besteed. Dit geldt niet alleen tij dens de projectie, maar ook daarvoor en daarna. Aangezien ondanks het vorenstaande het aantal schade gevallen en ook de omvang der schaden geen dalende lijn laat zien, heeft het Hoofdbestuur, aan de hand van door de Technische Commissie gegeven adviezen, onlangs over dit onderwerp een rondschrijven aan de leden-bioscooponder- nemers verzonden. In dit stuk zijn een twintigtal wenken opgenomen voor de filmbehandeling, die wij hieronder nog eens laten volgen. 1. Het kostbare filmmateriaal moet steeds met de grootst mogelijke zorg worden behandeld, niet alleen tijdens de projektie, maar ook bij het omspoelen voor, eventueel tijdens en na de vertoningen. 2. Het maken van filmrapporten over de toestand, waarin het materiaal ook korte films en reclamefilms wordt ontvangen, respectievelijk verzonden, verdient steeds aanbeveling. Van beschadiging van enige bete kenis dient de directie, respectievelijk de betrokken filmverhuurder onverwijld in kennis te worden gesteld. (Bondsvoorwaarden artikel 18.) 3. Het omspoelen, respectievelijk het op spoelen zetten, dient bij voorkeur niet in grote haast te geschieden, aan gezien speciaal bij de opspoelprocedure dikwijls be- beschadigingen worden veroorzaakt, wanneer: a. te snel wordt omgespoeld; b. machinaal, zonder toezicht en/of met ongeschikte apparatuur wordt omgespoeld; c. onregelmatig wordt omgespoeld; d. de op- of afwikkelspoel, om welke reden dan ook, plotseling tot stilstand wordt gebracht. In al deze gevallen bestaat de kans, dat de filmlagen over elkaar schuiven, waardoor kabels, krassen en/ of beregening wordt veroorzaakt, nog afgezien van film- breuken. 4. De projektieruimte dient op alle punten zoveel mogelijk stofvrij te worden gehouden. Het filmmateriaal heeft of verkrijgt statische eigenschappen, waardoor stof wordt aangetrokken. Tussen de filmlagen levert dit op den duur beeldbeschadigingen op. 5. De films dienen in een niet te droge ruimte te worden bewaard, opdat het nodige vocht kan worden opgeno men. Uitgedroogde (brosse) films zijn extra gevoelig voor beschadigingen. De projektoren 6. De filmvensters moeten steeds met een zo groot moge lijke regelmaat goed schoon worden gehouden en er dient op te worden toegezien, dat eventueel fluweelband geen harde plekken bevat (beeld- en/of perforatie schade). 7. Alle geleide rollen moeten steeds goed gangbaar zijn en regelmatig worden schoongehouden (beeldschade). 8. Beschadigde of uitgesleten tandroilen dienen tijdig te worden vervangen om perforatie- of andere schade te voorkomen. Een regelmatig toezicht op deze rollen is dan ook geboden. 9. De scheendruk moet steeds worden gecontroleerd en mag nimmer te zwaar zijn (perforatieschade). 10. De fricties, zowel aan de boven- als aan de onderspoel, moeten regelmatig worden gecontroleerd (perforatie schade). De instelling behoort zodanig te zijn, dat de film juist strak wordt aan- respectievelijk afgevoerd (perforatieschade in- of tegen de looprichting). 11. Eventueel aanwezige doofkamers moeten regelmatig worden gecontroleerd en schoongehouden (beeldscha de). 12. De temperatuur van het filmvenster moet steeds worden gecontroleerd en waar nodig door middel van een deug delijke koeling op een aanvaardbare waarde worden ge houden (vervorming van het materiaal). 13. Met de smering van rollen en andere onderdelen moet steeds spaarzaam te werk worden gegaan. Olie op de film leidt steeds tot meer of minder ernstige beeldbe schadigingen. De automaten 14. Aan het monteren van de akten en wel met name aan de filmlassen moet de grootst mogelijke aandacht wor den besteed, aangezien tijdens de projektie gewoonlijk niemand in de cabine aanwezig zal zijn om tussentijds in te grijpen; slordige montage en/of onvoldoende con trole op de staat waarin het materiaal zich bevindt, leidt onvermijdelijk tot storingen en/of filmbeschadigin- gen, die dan, bij afwezigheid van toezicht, een grote omvang kunnen aannemen. Vuilafzetting in het venster moet tot een minimum worden beperkt. Gelakte kopieën leveren in dit opzicht het minste risico op. Ongelakte nieuwe (verse) kopieën vereisen regelmatig toezicht, vanwege de gewoonlijk sterke vuilafzetting, die snel tot perforatieschade kan leiden als gevolg van de toene mende druk in het filmvenster. 15. Grote filmspoeien (1800 m of meer) moeten voorzichtig worden behandeld, aangezien gemakkelijk verbuiging optreedt met als gevolg filmbeschadiging (perforatie). 16. Metaalstrips, die op de film zijn aangebracht, moeten aan het einde van de vertoning voorzichtig worden ver wijderd om filmbeschadiging te voorkomen. Bij gebruik van sterk klevende metaalstrips verdient het aanbeve ling eerst een strookje (doorzichtig) kleefband aan te brengen dat iets groter is dan de te gebruiken metaal- strip en deze strip vervolgens of te voren op dat kleef band aan te brengen. Het geheel is dan gemakkelijker te verwijderen. 17. Bij afwezigheid van filmtrommels verdient het aanbeve ling om de filmrol(len) na afloop van de voorstelling met een plastic hoes af te dekken. Hetzelfde geldt voor aan wezige films op nonrewind- of andere filmtafels (stof- bescherming). 18. Bij de laatste vertoning van een film, die op een of meer grote spoelen wordt vertoond, mogen de akten niet tijdens de vertoning vanuit de projector (onder-trommel) worden losgeknipt en verzendklaar gemaakt. Deze werkwijze vindt toepassing uit een oogpunt van tijd besparing, maar levert grote risico's op voor film beschadiging. 19. Bij gebruik van tape-plakpersen moet tape van goede kwaliteit worden gebruikt. Goedkope tape „traant" als regel als gevolg van de warmte in een projektor, waar door de filmlagen aan elkaar gaan kleven met alle risi co's van dien. De pers dient voorts op gezette tijden te worden schoongemaakt, opdat geen uitgestanste perfo ratie-resten op de film en vervolgens in de projektor terecht komen. 20. In alle gevallen geldt, dat grote aandacht moet worden geschonken aan goede (sterke) lassen in de films en dat bij verzending of doorzending van de films, aange brachte metaalstrips zorgvuldig verwijderd moeten wor den, terwijl de start- en eindstukken wederom op de juiste plaatsen gemonteerd dienen te zijn, een en ander teneinde de nadraaiers niet in moeilijkheden te brengen. 13

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1975 | | pagina 13