Belastingrecht in de praktijk Op ons verzoek zal de heer Mr. J. G. Poutsma, verbonden aan het belasting-adviesbureau Loyens en Volkmaars, in dit en één of meer volgende nummers van Film ingaan op een aantal onderwerpen van het belastingrecht, toegespitst op die punten, die naar verwacht wordt voor de leden van belang kunnen zijn. Uitputtend de materie te behandelen zou, zoal niet vrijwel onmogelijk, in ieder geval tot een nauwelijks leesbaar stuk leiden. Aan de andere kant dient de behandeling van de fiscale problematiek nieï zo summier te zijn, dat men er nauwelijks iets aan heeft. Het eerste artikel van de heer Poutsma volgt hieronder. Aan het jaarverslag 1973 van de Nederlandse Bioscoop bond ontleen ik de volgende passage: „Het behoeft geen betoog, dat een aktief beleid onder in vloed van de voortdurende kostenstijgingen slechts kan worden gerealiseerd door hoge investeringen, onverschil lig of men nu te maken heeft met eenvoudige verbeteringen, renovaties, inbouw of nieuwbouw." Deze passage in gedachten houdend, zou ik allereerst aan dacht willen schenken aan de fiscale investeringsfaciliteiten, met name de investeringsaftrek en de vervroegde afschrij ving. Vervolgens zullen wij onder de loupe nemen: fiscale behandeling van de in de onderneming van de man meewerkende gehuwde vrouw; de zelfstandigenaftrek en de fiscale oudedagsreserve; de middeling van inkomsten en winsten. In een tweede artikel hoop ik U een beeld te kunnen geven over: de rechtsvorm van de onderneming: eenmanszaak of firma dan wel besloten vennootschap (B.V.); de mogelijkheid tot het vormen van fiscale reserves ten laste van de winst: vervangingsreserve en kosten- egalisatie-reserve; afschrijving op basis van de boekwaarde; beëindiging van de bedrijfsuitoefening, overdracht van het bedrijf aan derden of aan kinderen; BTW-problematiek. Verder bestaat het voornemen de leden op de hoogte te houden van voor hen interessante actualiteiten op fiscaal terrein. Investeringsfaciliteiten De belastingwet verleent aan de investerende ondernemer een tweetal faciliteiten ter zake van de gepleegde investe ring, te weten de investeringsaftrek" en de „vervroegde afschrijving". Onlangs zijn deze faciliteiten in het kader van het van overheidswege stimuleren van de investeringen, teneinde werkgelegenheid te scheppen, belangrijk verruimd! Doch laat ons eerst nader op de inhoud van de faciliteiten ingaan. a. Investeringsaftrek: Deze fiscale investeringsprikkel geeft een definitieve be lastingverlichting in deze vorm, dat ondernemers een gedeelte van hun investeringen in duurzame productie middelen als kosten van de onderneming extra comp tabel en dus naast de afschrijving ten laste van de fis cale winst mogen brengen. Deze fictieve bedrijfskosten worden volgens de wet ge steld op 10% van het bedrag van de investering, welke 10% over twee jaren wordt verdeeld, zodat men twee jaren achtereen telkens 5% van het investeringsbedrag ten laste van het bedrijfsresultaat mag brengen. De in vesteringsaftrek is bedoeld als een van de instrumenten van de regering voor het bedrijven van conjuncturele politiek. De minister van financiën kan dan ook in over eenstemming met de minister van economische zaken het percentage van de investeringsaftrek wijzigen of zelfs de gehele investeringsaftrek schorsen. Voor investeringen, gedaan na 20 maart 1974 is de situatie als volgt: voor gebouwen andere dan woningen en woon gedeelten geldt een aftrek van 2 x 8%. Dit per centage is voor investeringen, waarvoor de ver plichtingen zijn aangegaan in de periode 18 november 1974 tot 18 november 1975 zelfs verhooqd tot 2 x 12%. Voor overige bedrijfsmiddelen bedraagt de aftrek 2 x 4%. (Schepen en luchtvaartuigen, waarvoor af wijkende percentages gelden, laat ik hier buiten be schouwing.) Van een investering is sprake indien bedrijfsmiddelen worden aangeschaft of verbeterd. De investering vindt plaats op het tijdstip, waarop de verplichtingen worden aangegaan, dat wil zeggen op het tijdstip dat de koop overeenkomst wordt gesloten of de aannemingsovereen komst wordt aangegaan. Buiten aanmerking blijven in beginsel verplichtingen, die de ondernemer aangaat tegenover naaste verwanten' en tegenover een N.V. of B.V., waarvan de aandelen middellijk of onmiddellijk voor tenminste een derde ge deelte in zijn O de ondernemer) handen zijn. In deze gevallen zou men immers oneigenlijk gebruik van de faciliteit kunnen maken. Voorwaarde voor toepassing van investeringsaftrek is dat de ondernemer in het betrekke lijke jaar voor meer dan f 2.000,— in bedrijfsmiddelen investeert. De wet noemt een aantal bedrijfsmiddelen, waarvoor geen investeringsaftrek kan worden verkregen: gronden, waaronder begrepen de ondergrond van ge bouwen; woonhuizen en woongedeelten van gebouwen; personenauto's, die niet bestemd zijn voor beroeps vervoer over de weg; woonschepen, pleziervaartuigen; effecten, vorderingen en goodwill; flessen, kisten, melkbussen en andere verpakkings middelen; voorwerpen van geringe waarde (dat zijn bedrijfs middelen, waarvan de aanschaffingskosten gewoon lijk tot de lopende bedrijfsuitgaven worden gerekend). Indien de ondernemer een bedrijfsmiddel waarvoor hij investeringsaftrek heeft genoten gaat vervreemden (ver koop, ruil) dan moet in beginsel een zgn. „desinveste- ringsbijtelling" plaats vinden in het jaar van vervreem ding en het daarop volgende jaar, en wel naar het zelfde percentage als waarvoor hij indertijd aftrek heeft ver kregen. De bijtelling wordt berekend over de over- drachtsprijs, normaliter dus de verkoopprijs. Overigens vindt de bijtelling slechts plaats als de ver vreemding geschiedt binnen een zekere periode na het jaar van investering (voor investeringen na 1 januari 1965: bijtelling bij vervreemding binnen 6 jaren na de aanvang van het jaar van investering). 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1975 | | pagina 15