BUITENLAND
Duitsland
Vorig jaar zijn in de Duitse Bondsrepubliek 340 speelfilms
in première gegaan. Daarvan waren er 44 van Duitse makelij
(tegen 54 in 1973). Verder waren er nog zes bilaterale co-
produkties, waarvan drie met Italië.
De sedert 3 maart 1974 van kracht zijnde nieuwe wettelijke
regeling inzake de steun aan het film- en bioscoopbedrijf
(Filmförderungsgesetz) maakt het mogelijk produktieprojek-
ten op voorhand financieel te ondersteunen. De benodigde
financiële middelen zijn nagenoeg geheel afkomstig van het
bioscoopbedrijf (15 pfennig per bezoeker). De procedure
van deze Projektförderung is te vergelijken met die van het
Nederlandse Produktiefonds: noch de commerciële noch de
artistieke merites van een projekt worden op zichzelf door
slaggevend geacht. Het gaat om een zinvolle combinatie
van beide, waarbij grote waarde wordt gehecht aan het
voorhanden zijn van een professionele produktie- en finan
cieringsbasis. Voor Projektförderung is 6 miljoen D.M. per
jaar beschikbaar. Daar dit een voor de Duitse producenten
nieuwe en nog onwennige vorm van stimulering is, zijn tot
dusverre relatief veel aanvragen voor steun afgewezen. Tot
en met mei van dit jaar heeft de zeer omvangrijke en daar
door wat log arbeidende beoordelingscommissie( met ver
tegenwoordigers van de overheid, producenten, exploitanten
en zelfs de televisie) niettemin een totaal bedrag van 4,1
miljoen D.M. uitgekeerd ten behoeve van twaalf projekten.
De grootste bedragen daarvan waren bestemd voor de
Thomas Schamoni-produktie „Patato Fritz" en de Roxy Film-
produktie „Das Netz": elk 600.000 D.M. De projektcommis-
sie mag niet meer dan 700.000 D.M. per projekt beschikbaar
stellen.
Daarnaast bestaat er sedert 4 november 1974 een commis
sie voor co-produkties tussen het filmproduktiebedrijf en de
beide Duitse televisiezenders (ARD en ZDF). Deze commis
sie heeft tot dusverre haar fiat gegeven aan vijftien pro
jekten, waarmede in totaal 6,3 miljoen D.M. van televisie-
zijde gemoeid is. Deze films worden eerst in de,- bioscopen
vertoond en pas daarna op een tijdstip dat afhangt van
het succes van de bioscooproulatie door de televisie.
Frankrijk
In Frankrijk heeft de Staatssecretaris van Cultuur aan 33
filmprojekten financiële steun toegezegd bij wijze van voor
schot op de recettes. Het gaat daarbij om bedragen va
riërend van 200.000 tot 700.000 FF per film (met een uit
schieter van 2 miljoen FF voor „Les filles du feu" van
Jacques Rivette). Aan 11 andere films was een zodanige
steun reeds eerder toegezegd.
Zes van deze 44 films zouden geproduceerd worden met
financiële deelneming van de zijde van de (ex-) O.R.T.F. De
televisie trok daarvoor bedragen uit tussen de 250.000 en
450.000 FF per film.
Minister Michel Guy zal in het Franse parlement een wets
voorstel indienen betreffende de filmcensuur. Het gaat
daarbij volgens hem om een liberalisering van de huidige
wet. Met name de politieke censuur op films wil hij onmoge
lijk maken.
Volgens het wetsvoorstel blijven de leeftijdsgrenzen van 13
en 18 jaar gehandhaafd. Ook de mogelijkheid van een
exportverbod blijft bestaan. Tevens zal de Commission de
Censure (een ambtelijke commissie) de mogelijkheid be
houden een film gedeeltelijk (coupures) of geheel te ver
bieden. Coupures zouden echter alleen nog maar geëist mo
gen worden in films die ,,de menselijke waardigheid aan
tasten". Volgens de minister behoren daartoe niet de po
litieke films en ook niet de pornografische, maar bijvoor
beeld wel films die het geweld als zodanig of het gebruik
van drugs propageren.
Pornografische films en films waarin het geweld overheerst,
worden onderworpen aan strenge beperkingen inzake de
toegestane publiciteit. Voorts worden zij uitgesloten van
de ,,aide automatique", voorzover zij daar recht op zouden
hebben, terwijl de overige films van dit soort (waaronder alle
buitenlandse) een eenmalige heffing opgelegd krijgen van
150.000 FF (lange films) of 75.000 FF (korte films). Ook
zouden de theaters die meer dan 50% van hun tijd besteden
aan het vertonen van deze films hun recht op financiële
steun uit het Fonds de Soutien verspelen.
Franse bedrijfskringen tekenen hierbij aan, dat een wet
langer meegaat dan een minister en dat de liberale bedoe
lingen van Michel Guy, wat betreft de censuur, niet uit de
wet, maar slechts uit zijn toelichting blijken. Verder wordt
erop gewezen, dat het Fonds de Soutien zijn kracht en zijn
belang voor het Franse film- en bioscoopbedrijf juist ont
leent aan zijn automatisme. Inbreuk op dat principe acht
men ongewenst en gevaarlijk. Tenslotte wordt geconstateerd,
dat de bevoegdheid tot het opleqgen van een financiële
heffing (eigenlijk een „boete") de macht van de minister
inzake de filmcensuur versterkt in plaats van verzwakt, te
meer omdat het criterium „aantasting van de menselijke
waardigheid" op zichzelf erg vaag is.
Canada
De Canadese Film Development Corporation, een staatsin
stelling, heeft in 1974 bijgedragen aan de produktie van 24
speelfilms en wel met een totaalbedrag van 3,5 miljoen
dollar. In het licht van de totale recette van de Canadese
bioscopen ad 180 miljoen dollar nogal bescheiden. In de
zeven jaar van zijn bestaan heeft de C.F.D.C. met 17,2 mil
joen dollar deelgenomen aan de produktie van 160 films; de
filmproducenten zelf voegden hier 52 miljoen dollar aan toe.
Michael Spencer, directeur van de C.F.D.C., heeft voor
gesteld vijf procent toeslag op de entreeprijzen te leggen
om aldus de Canadese filmproduktie jaarlijks met 9 miljoen
dollar extra te kunnen steunen. Het voorstel is echter om
streden.
Meer kans op succes biedt de mogelijkheid van mede
financiering van speelfilms door Canadese deelstaten. Men
denkt daarbij met name aan het (olie)rijke Alberta.
U.S.A.
Columbia Pictures startte op 31 mei in 1.200 Amerikaanse
theaters met de Charles Bronson-film „Break out". Ter
gelegenheid daarvan werd voor 2 miljoen dollar reclame
tijd op de televisie gekocht naar verluidt het hoogste
bedrag dat tot dusverre aan een TV-campagne voor een
bioscoopfilm besteed is.
Frankrijk
In Frankrijk zijn vorig jaar 137 films geproduceerd die voor
honderd procent Frans waren in de financiering. In deze
films werd in totaal 204 miljoen francs geïnvesteerd, dus
gemiddeld 1,5 miljoen francs (ruim 900.000 gulden) per film.
Daarnaast was Frankrijk nog bij 97 co-produkties betrokken,
in totaal met een bedrag van 190 miljoen francs, zijnde iets
minder dan de helft van de totale kosten van deze films.
Hieruit is af te leiden, dat de Franse co-produkties (vooral
met Italië) gemiddeld ruim twee keer zo duur zijn als de
puur Franse films.
Van alle 234 geheel of gedeeltelijk Franse films die in
1974 geproduceerd werden, hadden er 70 een budget van
meer dan 3 miljoen francs; 81 films (waaronder slechts
8 co-produkties) hadden een budget van minder dan 1
miljoen francs.
De export van Franse films heeft zich op het hoge niveau
van 1973 kunnen handhaven. Voor het eerst was, afgezien
van Italië, de U.S.A. de belangrijkste afzetmarkt, gevolgd
door de Duitse Bondsrepubliek, Japan, Latijns Amerika,
Spanje, België en Zwitserland. Nederland neemt op deze
lijst de.negentiende plaats in.
21