DRIE ERELEDEN De jaarlijkse vergadering van de Bondsraad De Bondsvoorzitter, de heer J. Nijland, opende de jaarlijkse vergadering van de Bondsraad, gehouden in het Hilton Hotel te Amsterdam op 29 april j.l., met de volgende toespraak: Dames en Heren, Ik heet U van harte welkom op deze jaarlijkse vergadering van de Bonds raad. In het bijzonder begroet ik onze ereleden, de heren J. G. J. Bosman, Joh. Miedema, W. K. G. van Royen en A. F. Wolff, alsmede de heren C. J. Blad en M. Gerschtanowitz. De aanwezigheid van de dames Blad, Gerschtanowitz en Smulders stellen wij zeer op prijs. Sinds de vorige jaarvergadering doen er zich nogal wat wijzigingen in de samenstelling van de Bondsraad voor. Omtrent drie wijzigingen die gaan op treden, kan ik U het beste verwijzen naar punt 12 van de agenda. Dit agendapunt behelst het voorstel van het Hoofdbestuur de scheidende Bondsraadsleden de heren Blad, M. Gerschtanowitz en Smulders tot ere leden van de Bond te benoemen. Bij de behandeling van dit agendapunt zal ik mij uiteraard nog nader tot hen richten. Van de Bondsraad maken voorts geen deel meer uit de heren I. Keizer en F. H. W. Weyschedé. De heer Keizer heeft op grond van zijn leeftijd zijn zakelijke en organisato rische werkzaamheid reeds einde 1974 beëindigd. Wij kennen hem als een beminnelijk mens, een bekwaam zakenman en een Bondsman in hart en nieren. De heer Weyschedé maakt als gevolg van het neerleggen van zijn functie van afde lingsbestuurder geen deel meer uit van de Bondsraad. Hem hebben wij leren kennen als een deskundig bestuurder net een goed en wel overwogen oor deel. Daar de leeftijd bij hem nog geen rol speelt, acht ik het niet uitgesloten hem te gelegener tijd weer in ons midden aan te treffen. Wij zijn de heren Keizer en Weyschedé veel dank verschuldigd voor hetgeen zij ten behoeve van de organisatie en het algemeen bedrijfs belang hebben verricht. Ik heet hier als nieuwe leden van de Bondsraad welkom de heren Douwes Dekker en Van Raab van Canstein. Ik vertrouw erop, dat zij zowel in hun respectieve afdelingen als in de Bonds raad een nuttige inbreng zullen leve ren. Ik wil tenslotte niet nalaten de heren W. Hemelraad en J. van Willigen ge luk te wensen met hun benoeming res pectievelijk tot voorzitter van de Be drijfsafdeling Filmverhuurders en tot voorzitter van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten. Ik hoop, dat zij belangrijk werk zullen verrichten ten dienste van de bedrijfsafdelingen waar van zij het voorzitterschap gaan be kleden, doch tevens via hun zetels in Bondsraad, Hoofdbestuur en Presidium ten dienst van het Algemeen bedrijfs belang. Toenemend bezoek Dames en heren, het afgelopen jaar heeft men een toeneming van het bio scoopbezoek met 5,9% en een stijging van de bruto-recettes met 14,5% op nieuw het beeld vertoond van een lich te verbetering van de bioscoopsituatie. De achter ons liggende weken van 1975 geven een identiek beeld te zien, het geen overigens nog geen indicatie op levert voor het gehele jaar. Daarvoor zijn de onzekerheden, waarmede onze bedrijven hebben te maken, te groot. Het stemt in ieder geval tot voldoening, dat er de laatste vijf jaar met betrek king tot het bioscoopbezoek een zekere opleving is te constateren, een ontwik keling die overigens ook in het buiten land wel valt te onderkennen. Er zijn naar mijn mening drie factoren van in vloed geweest, ook al zijn er onge twijfeld andere factoren die mede een rol hebben gespeeld. Ik acht het in de eerste plaats van groot belang, dat er nationaal en inter nationaal films worden geproduceerd die de potentie hebben een groot en gevarieerd publiek te trekken. Met be trekking tot de Nederlandse filmpro- duktie is er zelfs sprake van een revo lutionaire verandering. Waren de natio nale films in de statistiek van het Ne derlandse bioscoopbezoek vele jaren met een aandeel van 1 a 2% maar zeer bescheiden vertegenwoordigd, de laatste jaren overtreffen zij met aan delen van 10 a 20% de resultaten in ons land van belangrijke filmprodu- cerende landen als Engeland, Frank rijk, Italië en de Bondsrepubliek Duits land. De grote successen die met name bepaalde Nederlandse films de laatste jaren hebben behaald, hebben een ver der reikende invloed, doordat mensen die vele jaren de bioscopen niet of nauwelijks plachten te bezoeken, door het zien van de bedoelde films de weg naar onze zaken hervonden. Dat geldt niet alleen voor oudere leeftijdsgroe pen, doch ook voor de jeugd. Personen tot circa 30 jaar mogen dan wel het grootste deel van het bioscooppubliek uitmaken, in die categorie zijn er nog altijd velen wier bezoeks-frequentie ge ring is. U moet vooral niet uit mijn woorden opmaken, dat de buitenlandse films voor onze bedrijfsconstellatie van min der betekenis zouden zijn dan de Ne derlandse films. Als traditioneel import- land zijn de buitenlandse films van eminent belang. Ik heb het succes van de Nederlandse film meer in het bijzon der genoemd, omdat dit als een kata lysator werkt, ook ten aanzien van de buitenlandse film. Psychologisch effekt In de tweede plaats is de vernieuwing die ons bioscooppark ondergaat van grote betekenis, niet alleen vanwege de attractie die uitgaat van goed geou tilleerde theaters, doch ook vanwege het psychologisch effekt. Het vernieu wingsproces, onvermijdelijk om in de omvangrijke sector van het vermaak een taak te kunnen blijven vervullen, is tevens een demonstratie van het bio scoopbedrijf dat het nog springlevend is. De doorwerking hiervan acht ik uitermate belangrijk na de ongunstige psychologische neveneffekten tijdens de zestiger jaren van voortdurende da ling van het bioscoopbezoek en ver mindering van het aantal bioscopen. Een derde aspect dat van invloed is op het bioscoopklimaat, is de omstan digheid, dat de televisiebelangstelling, op dit moment althans, een verzadi gingspunt heeft bereikt en mede hier door een grotere uitgaansbehoefte is ontstaan. De door mij genoemde factoren heb ben naast andere factoren een posi tieve invloed op het bioscoopbezoek. Ik geloof, dat deze invloed zich over een langere periode zal uitstrekken. Het zou echter onverstandig zijn te menen, dat alle moeilijkheden zijn over wonnen. Er zal in de toekomst perma nent moeten worden geïnvesteerd, op dat wij de felle concurrentiestrijd in de ontspanningssector kunnen vol houden. In de huidige tijd moet er in een veel sneller tempo worden ver nieuwd dan vroeger. Men zal in een veel kortere tijd moeten afschrijven dan in het verleden gebruikelijk was. Dat wil zeggen, dat de recette-ont wikkeling ons niet alleen in staat moet stellen de sterke inflatie bij te houden, doch ook armslag moet bieden voor tijdige renovatie en verbetering. Wij kunnen nog zoveel vertrouwen in de toekomst hebben, maar er zijn nu een maal tal van factoren die in de sector van de vermakelijkheden een ongun stige uitwerking kunnen hebben. Wij blijven afhankelijk van weersinvloeden, van de mate waarin de films aan de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1975 | | pagina 3