HET STUDIOBELEID METEN MET TWEE MATEN In de Eerste Kamer zijn bij de behandeling van de begroting van het departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk enige opmerkingen over de Cine- tone studio's te Duivendrecht gemaakt door de heer Hoefnagels (P.P.R.), die het volgende heeft gezegd: "Een vraag vervolgens naar aanleiding van hetgeen de Minister stelde in zijn memo rie van toelichting onder het paragraafje „film". Hij deelt daar mee, nog geen be slissing te hebben genomen ten aanzien van de subsidiëring van Cinetonestudio's. Is dit inmiddels wél geschied? Mede door de video-ontwikkelingen is daar een ach terstand ontstaan die belangrijke investeringen vergt. Mijn fractie zou zich kunnen voorstellen dat de Minister ervoor terugschrikt veel geld te steken in een door de technische vooruitgang reeds lang achterhaalde zaak. Maar wat is het alternatief met name voor de cineasten? Wil' de Minister de Nederlandse cineasten een andere mogelijkheid bieden van gelijkwaardig of hoger gehalte? Ik zou er dan slechts één kennen, maar dat is dan ook wel het meest moderne van Nederland: de studio's van de NOS. Daarvan mogen echter alleen de omroepverenigingen gebruik maken. Onder cineasten nu hoort men veelal klachten dat dit gebruik nog wel eens ineffi ciënt is, aangezien er toch geen betaling voor wordt verlangd. Is de Minister bereid, in het kader van een zo efficiënt mogelijke besteding van alle bestaande middelen in Nederland, te onderzoeken, of deze opname-ruimten inderdaad nog mogelijkhe den bieden, en zo dit het geval is, te bevorderen dat die dan ook gaan worden qe- bruikt?". Minister Van Doorn heeft hierop als volgt gereageerd: ,,Hij heeft iets gevraagd over Cinetone. Inmiddels is er een beslissing genomen. Aan Cinetone is meegedeeld dat ik niet kan ingaan op de van die kant gedane voorstel len. Uit de wereld van de film hebben mij nog geen voorstellen bereikt om in de eventueel als gevolg hiervan ontstane behoefte te voorzien. De heer Hoefnagels heeft gevraagd, of er de gedachte zou kunnen zijn of voor filmzaken van die aard de NOS-studio's partieel ter beschikking zouden kunnen worden gesteld. Ik wil daar niet te veel zelf met mijn vingers tussen komen. Dat zijn zaken die in de eerste plaats de omroep aangaan. Ik neem aan dat de mensen die voor de zaak van Cine tone zijn opgekomen ook weten waar de NOS is gevestigd. Zij zouden misschien zelf contact kunnen zoeken. Ik ben zeker bereid te zijner tijd nog eens geïnteresseerd te vragen hoe dat is verlopen. Misschien heeft dat ook enige zin." Het heeft ons gefrappeerd, dat de heer Hoefnagels ten aanzien van Cinetone spreekt van een door de technische vooruitgang reeds lang achterhaalde zaak. Het is na tuurlijk mogelijk, dat hij het begrip filmstudio in de gebruikelijke zin als achterhaald beschouwt, doch wij weten niet waarop zijn zienswijze stoelt. Het aantal filmstudio's is over de gehele wereld wel teruggelopen, mede als gevolg van de depressie die de filmproduktie gedurende een aantal jaren heeft doorgemaakt, maar van een ach terhaalde zaak is geen sprake. De ontwikkeling van nieuwe audiovisuele technie ken kan de werkzaamheid van de studio's op langere termijn beïnvloeden, zo goed als de gehele maatschappij thans worstelt met het vraagstuk van de voortdurende aanpassing aan nieuwe technische vindingen. Een feit is echter, dat de produktie van films die voor vertoning in de bioscopen bestemd zijn, overal ter wereld nog steeds op traditionele wijze geschiedt. Minister Van Doorn handhaaft blijkens zijn antwoord zijn afwijzende beslissing ten aanzien van een vorm van hulp om de Cinetone studio's meer up to date te maken. Voor de minister is de Nederlandse filmstudio klaarblijkelijk een afgedane zaak. In kille bewoordingen verwijst hij de mensen die voor Cinetone zijn opgekomen, naar de NOS met het oog op een mogelijk gebruik van haar studio's. Er is in dit blad al eerder de aandacht op gevestigd, dat het van groot belang is in ons land te beschikken over een goed geoutilleerd, speciaal op de filmproduktie af gestemd studiocomplex met een gespecialiseerd personeel. Het verdwijnen van Ci netone als centrale werkplaats voor de Nederlandse filmproduktie zal naar onze stellige overtuiging een groot verlies inhouden en afbreuk doen, technisch en uit een oogpunt van know how, aan de toekomstige ontplooiingsmogelijkheden van de nationale filmproduktie. Het is daarom begrijpelijk, dat „de mensen die opkomen voor Cinetone", ondanks het standpunt van de minister voor Cinetone zullen blijven opkomen, zolang dat maar enigszins mogelijk is. De mensen op wie de minister doelt, zijn in de eerste plaats de leden van de Raad van Beheer van de Stichting Nederlandse Filmstudio, waarin de Nederlandse Bioscoopbond én de overheid is vertegenwoordigd. Die men sen zijn ook de leden van de Bond, die na de oorlog de gelden hebben bijeengebracht om de exploitatie van een centrale filmstudio in ons land mogelijk te maken. Die mensen zijn voorts de vele anderen die de minister positief hebben geadviseerd ten aanzien van het verzoek van Cinetone. Zij allen zijn niet voor Cinetone opgekomen uit nostalgie of als hobby, zij hebben dat gedaan vanuit de overtuiging dat de in-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1975 | | pagina 5