per 0" 6 5 12 10 13 13 8 7 3 3 2 1 1 1 7 6 6 6 7 6 6 5 6 4 13 11 3 3 6 6 4 3 7 5 7 5 6 6 13 11 6 8 9 6 8 6 5 5 4 3 0" 45 45 72 70 73 79 62 62 35 35 20 22 7 8 55 54 50 48 51 51 42 43 33 33 69 68 32 34 55 55 32 32 51 51 45 45 42 42 58 57 43 52 51 42 50 49 41 41 36 38 Definities Het bereik geeft aan hoeveel procent van de populatie of van een deelpopu- latie (d.w.z. de steekproefomvang zo als deze hussen haakjes achter de be naming van de categorie is vermeld) een blad leest c.q. de bioscoop be zoekt. Het gemiddeld bereik (correcter: het bereik per gemiddelde speelweek) geeft aan hoeveel procent van de po pulatie of van een deelpopulatie in één „gemiddelde" week de bioscoop be zoekt. Het totaalbereik geeft aan hoeveel procent van de populatie of van een deelpopulatie een confrontatiewaar- schijnlijkheid heeft die groter is dan nul, d.w.z. ooit de bioscoop bezoekt. De hoogste waarde van het bereik wordt theoretisch pas verkregen na een oneindig aantal weken, waarin men naar de bioscoop kan gaan. Om prak tische redenen is dit „oneindig aantal" hier gesteld op 52, ofwel één jaar, om dat de ondervraagden antwoord gaven op de vraag „bent U de afgelopen 12 maanden naar de bioscoop geweest" en daarop konden antwoorden met „nee" en met „ja, 3 keer of minder" enz. Kortom: het totaalbereik is gelijk aan het percentage van de (deel) populatie dat tenminste eenmaal per jaar naar de bioscoop gaat. Toelichting bij de tabellen Doordat de opzet van N.O.P. '75 na genoeg identiek is aan die van N.O.P. '72, is het mogelijk vergelijkingen tus sen deze twee jaren te maken, hetgeen dan ook in alle zes tabellen gebeurt. Hoewel het aantal bioscoopbezoekers is toegenomen van 25,7 miljoen in 1971 tot 28,1 miljoen in 1974, was uit dien hoofde geen belangrijke verschuiving in de samenstelling van het bioscoop publiek te verwachten. Kennelijk zijn er ook geen andere factoren in het het spel geweest die hebben geleid tot op merkelijke verschillen. Andermaal blijkt de samenstelling van het bioscooppu bliek een stabiel gegeven te zijn. Bij het lezen van de tabellen dient men er overigens (vooral wat betreft het „gemiddeld bereik") rekening mede te houden, dat alle percentages zijn af gerond op hele getallen. Dus: 5,4 wordt 5, 5,6 wordt 6 en 4,6 wordt 5. Een ver schil van één procent hoeft dus niet veel te betekenen, terwijl anderzijds een percentage van 4 kan staan voor 3,6 óf 4,4! Tabel 1: MANNEN*) Gemiddeld bereik en totaalbereik van de bioscopen volgens N.O.P. 1975 (met steekproefgroottes) en N.O.P. 1972 naar leeftijd, welstand, burgerlijke staat, beroep en woonplaats. gemiddeld bereik week 1975 1972 (in Nederland (4607) 13—19 jaar (554) 20—24 jaar (335) 25—34 jaar (936) 3549 jaar (1192) 50—34 jaar (909) 65 en ouder (681) welstand A (518) welstand B1 (613) welstand B2 (943) welstand C (1946) •welstand D (587) ongehuwd (1049) gehuwd (3558) directeuren/bedrijfshoofden A (291) idem B (423) overige hoofdarbeiders (1201) handarbeiders (1193) nu geen beroep (1499) Amsterdam (249) Den Haag (182) Rotterdam (268) overige grote steden (1546) kleine steden (1079) platteland (1283) van 13 jaar en ouder d.w.z. het aantal personen in de betrokken categorie dat in een week (resp. een jaar) tenminste éénmaal naar de bioscoop gaat. de steekproefgrootte heeft betrekking op N.O.P. 1975 toté ia! be reik per jaar 1975 1972 (in Bij Tabel 1 Van de Nederlandse mannen van 13 jaar en ouder gaat 45% naar de bios coop, terwijl 55% nooit gaat. Deze cij fers zijn hetzelfde als in 1971, waar uit moet worden afgeleid, gezien het feit dat het bezoek in die tijd wél met 9,3% is toegenomen, dat de gemid delde jaarlijkse bezoekfrequentie per bezoeker is toegenomen (eveneens met 9,3%). Dat blijkt overigens ook uit de stijging van het gemiddeld bereik per week van 5% naar 6% (waarbij beide percentages door afronding méér dan 9,3% uiteen liggen). Dit is in over eenstemming met een van de conclu sies van het Instituut voor Psycholo gisch Marktonderzoek (speciaal num- 21

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1975 | | pagina 21