4 4 10 9 10 10 5 4 3 2 1 1 1 7 5 5 5 5 4 4 4 3 3 10 9 3 2 8 6 7 3 10 10 5 6 3 3 10 7 4 6 5 4 5 4 3 3 3 3 40 40 68 69 74 75 52 55 30 33 16 21 7 8 52 51 47 46 41 43 36 39 24 28 64 63 30 34 64 57 45 38 70 69 41 58 32 35 50 46 37 48 37 41 42 45 36 38 33 34 mer van „Film", november 1973, pagina 7) volgens welke juist degenen die al regelmatig de bioscoop bezoeken dat nóg vaker zouden willen doen. Tevens betekent dit echter, dat er geen uit breiding heeft plaatsgevonden van het mannelijke bioscooppubliek. Daarbij moet moet wel worden opgemerkt, dat zich juist in 1971 een zodanige uit breiding al had voorgedaan ten ge volge van de succesvolle Nederlandse fims „Wat zien ik" en „Bue movie", die indertijd menige verstokte niet-bezoe- ker toch weer eens naar een bioscoop wisten te trekken. Daarom kan de „stagnatie" op 45% bioscoopbezoe kende mannen met evenveel recht een „consolidatie" genoemd worden. Voor het overige leert de tabel ons, dat het bioscoopbezoek nog steeds voornamelijk een zaak is voor de jeugd; het aandeel van de jeugdigen van 13 tot en met 19 jaar is zelfs toe genomen ten koste van dat der 20- tot 25-jarigen. De hogere welstandsgroepen (A en B) tellen relatief nog steeds meer bios coopbezoekers dan de lagere (C en D), terwijl van de gehuwde mannen nog steeds slechts eenderde gedeelte ooit naar de bioscoop gaat. Wat betreft het bioscoopbezoek per stad valt het stuivertje wisselen van Rotterdam en Den Haag op. We wisten dit uiteraard al uit de bezoekcijfers: Rotterdam heeft al jarenlang een groter aantal bioscoopbezoekers dan Den Haag. Tabel 2: VROUWEN*) Gemiddeld bereik en totaalbereik van de bioscopen volgens N.O.P. 1975 (met steekproefgroottes) en N.O.P. 1972, naar leeftijd, welstand, burgerlijke staat, beroep en woonplaats. gemiddeld bereik per week Nederland (5608) 13—19 jaar (602) 2C—24 jaar (426) 25—34 jaar (1063) 35—4S jaar (1318) 50—64 jaar (1213) G5 en ouder (286) welstand A (476) welstand B1 (778) welstand B2 (1218) welstand C (2457) welstand D (679) ongehuwd (1116) gehuwd (4492) directeuren/bedrijfshoofden A (46) idem B (73) overige hoofdarbeiders (894) handarbeiders (301) nu geen beroep (4494) Amsterdam (350) Den Haag (230) Rotterdam (349) overige grote steden (1963) kleine steden (1243) platteland (1473) van 13 jaar en ouder d.w.z. het aantal personen in de betrokken categorie dat bioscoop gaat. de steekproefgrootte heeft betrekking op N.O.P. 1975 1975 1972 (in (in totaal bereik per jaar 1975 1972 (in (in n een week (resp. een jaar) tenminste éénmaal naar d© Bij Tabel 2 Bij deze tabel, die betrekking heeft op de vrouwen van 13 jaar en ouder, gel den precies dezelfde opmerkingen als bij Tabel 1. Er is één belangrijke toevoeging. Bij Tabel 1 werd geconstateerd, dat de toeneming sedert 1971 van het bios coopbezoek met 9,3% is gerealiseerd door het bestaande mannenpubliek en dan nog voornamelijk door de jeug digen van 13 tot 20 jaar (zie onder: gemiddeld bereik). Bij de vrouwen blijkt nu deze toeneming eveneens in deze leeftijdsgroep gezocht te moeten wor den en bovendien in de leeftijdsgroep van 25 tot 50 jaar. Een en ander is kennelijk juist niet vol doende geweest om het (uiteraard óók afgeronde) gemiddelde bereik van 4% te vergroten tot 5%. In elk geval kan geconcludeerd worden, dat de stijging van de gemiddelde bezoekfrequentie per bezoeker zowel bij de mannen als bij de vrouwen heeft plaatsgevonden. 22

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1975 | | pagina 22