van de operateur over de beschadiging in zo'n staat ver
keerde, dat deze voor eiser ondraaibaar was, hetgeen met
een is bevestigd door een collega, die op advies van ge
daagde door eiser is geraadpleegd en hetgeen door ge
daagde ook niet is bestreden;
da'; zulks, omdat publiciteit in het resterende tijdsbestek niet
meer mogelijk was, voor eiser betekende, dat hij met Kerst
mis onaangekondigd een andere film ,,Lawrence of
Arabia" moest vertonen, met alle onaangename conse
quenties voor hem van dien, zoals repercussies zijdens zijn
teleurgestelde publiek, terwijl bovendien de vervangende
film qua opbrengstverwachtingen niet van dezelfde klasse
is;
dat gedaagde niet bestrijdt en dit derhalve tussen partijen
vaststaat, dat eiser door de gang van zaken schade heefc
geleden en op schadevergoeding recht heeft, maar wèl dat
zij zelf verantwoordelijk zou zijn, gezien haar vordering in
vrijwaring jegens de Astra Film Mij B.V., exploitante van
Studio-A in Arnhem, in welk theater de film vóór doorzen
ding naar Joure is vertoond aansluitend op enige weken
vertoning in andere theaters van gedaagde in vrijwaring in
Arnhem;
dat echter, blijkens verklaringen van partijen tevens vast
staat, dat gedaagde in vrijwaring op donderdag 19 december
aan gedaagde een andere kopie heeft gevraagd vanwege de
zeer slechte staat van 30 meter van de laatste acte, en het
dus al heeft gedaagde in vrijwaring de film toch verder
met dit slechte stuk in Studio-A vertoond, omdat een ver
vangende kopie niet leverbaar was gedaagde tijdig be
kend was met het oog op haar verplichtingen jegens het
City Theater in Joure, dat er met de kopie iets zodanigs
aan de hand was dat door gedaagde in vrijwaring ver
vanging noodzakelijk was geoordeeld;
dat gedaagde aanvoert dat zij van gedaagde in vrijwaring
had mogen verwachten de film niet in zo een staat door te
sturen, maar dat zij daarbij voorbij ziet aan de melding op
19 december door gedaagde in vrijwaring van een ernstige
schade, gezien de vraag om een nieuwe kopie;
c'at gedaagde met deze wetenschap niet had mogen nalaten
zelf de kopij hetzij in het theater in Arnhem, hetzij op haar
kantoor in Amsterdam te controleren, althans het haar
plicht als verhuurder was geweest op eigen initiatief in de
loop van de week telefonisch bij gedaagde in vrijwaring
nadere informaties in te winnen;
dat gedaagde door dit alles na te laten onvoldoende zorg
vuldigheid aan de dag heeft gelegd met betrekking tot de
uitvoering van haar overeenkomst met eiser tot levering van
de film ,,Guns of Navarone" ter vertoning in het City
Theater te Joure in de Kerstweek en zij zelf voor de gevol
gen van deze onzorgvuldigheid verantwoordelijk is en niet
gedaagde in vrijwaring, ongeacht de schaderegeling terzake
van vervanging van het beschadigde stuk van de film via de
verzekering;
dat op vorenstaande gronden de vordering van eiser jegens
gedaagde gegrond moet worden geacht en de Commissie
van oordeel is, dat het bedrag van de schade door eiser
naar redelijkheid is berekend;
cat derhalve de vordering in vrijwaring van gedaagde moet
worden afgewezen, gedaagde moet worden veroordeeld
tot betaling van het door eiser gevorderde bedrag en tevens
tot betaling van de arbitragekosten, welke zijn begroot op
50,(vijftig gulden).
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
WIJST de vordering in vrijwaring van gedaagde AF;
VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van
kwijting aan eiser te betaien f
VEROORDEELT gedaagde in de arbitragekosten bedragende
50,(vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 1 september 1975
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer)
van de Nederlandse Bioscoopbond:
w.g. J. de Wilde, plv. voorzitter
w.g. H. Miedema, lid
w.g. P. M. Buis, lid
w.g. Mcj. Mr. C. A. Krietemeyer, Secretaris
34