FILM EN RIJKSBEGROTING
t
Vermoedelijk
Geraamd
Toegestaan
beloop van de
Omschrijving
beloop voor
voor
uitgaven, gedaan
1976
1975
of nog te doen
voor 1974
Paragraaf 5. Film
8 072 000
7 678 000
6 413 900
Subsidies en andere uitgaven waarop voer zoveel mogelijk
in mindering worden gebracht de ontvangsten ter zake van
terugbetalingen op deze of in vorige jaren gedane uitgaven
8 072 000
7 678 000
6 413 900
1. Subsidies en andere uitgaven ten behoeve van instellingen
en van het Nederlandse filmwezen
2 502 000
2 416 000
2 000 000
2. Subsidies en andere uitgaven ten behoeve van de productie
van films:
2.1. Stichting Productiefonds voor Nederlandse films
3 280 000
3 130 000
2 440 000
2.2. Subsidies voer de vervaardiging van korte kunstzinnige en
culturele films, waarop voor zoveel mogelijk in min
dering worden gebracht de ontvangsten ter zake van te
rugbetalingen op deze of in vorige jaren gedane uitgaven
1 735 000
1 615 000
1 550 000
2.3. Subsidies voor de vervaardiging van films die als onder
werp hebben de werkgebieden van het Ministerie van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en andere
uitgaven
325 000
300 000
230 000
3. Subsidies en andere uitgaven ten behoeve van manifestaties
in binnen- en buitenland
230 000
217 000
193 900
4. Prijzen
Memorie
Memorie
Aangewezen voor toepassing van artikel 24 van de Compta
biliteitswet (Stb. 127, 259) tot een maximum van ƒ2 060 000.
Toelichting van de Minister:
Het filmbeleid heeft in 1975 geen aanzienlijke wijzigingen ondergaan.
Ook voor 1976 worden geen fundamentele wijzigingen overwogen.
De stijging van het bioscoopbezoek in de afgelopen jaren heeft zich voortgezet.
Het aantal bioscoopbezoekers nam in 1974 ten opzichte van 1973 met 5,9% toe tot
ruim 28 miljoen. De Nederlandse film heeft met een aandeel van 8,9% in het totale
bioscoopbezoek niet het grote succes van 1973 (een aandeel van 21,1%) kunnen
herhalen. Toch heeft de nationale film ook in 1974 gemiddeld weer aanzienlijk meer
bezoekers getrokken dan de gemiddelde buitenlandse film. De stijging van het
bioscoopbezoek in 1974 toont aan dat de belangstelling voor de bioscoop con
stanter is geworden en minder gevoelig voor wisselende omstandigheden dan lange
tijd het geval is geweest.
Aan het zogenaamde alternatieve filmcircuit is meer dan in het afgelopen jaar steun
gegeven. De samenhang van de verschillende vormen van filmdistributie is echter
nog onvoldoende. Het beleid zal er zich op richten om deze samenhang te
vergroten.